Waarom volmaakte geesten zalig zijn

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 206 / 244 »»
[1] Wij begonnen aan ons avondmaal, dat onmiddellijk klaargemaakt kon worden; Wij waren daarbij heel welgezind en opgewekt, en Mijn leerlingen wisten veel te vertellen over alle dorpen en steden en over Mijn onderricht en daden. Ook Rafaël kreeg een goed getuigenis uit de mond van Mijn leerlingen, want ook over wat hij aan Mijn zijde had gedaan werd veel gesproken.
[2] De Romein en de opperstadsrechter, alsook de waard en zijn zoon en de twee Farizeeën en de Joden hadden het zo naar hun zin, dat de opperstadsrechter zei: 'O Heer en Meester! Als ik het tenminste wat mij betreft op deze aarde voortdurend zo zou kunnen hebben als nu in Uw gezelschap en in het gezelschap van Uw hemelse dienaar, zou ik direct afzien van de vast nog veel grotere zaligheden van Uw hemelen; want ik beschouw het nu als de hoogste hemel dat ik mij heel dicht in Uw nabijheid bevind en met U gesprekken kanvoeren.
[3] Als men Uzelf heeft, hoeft men de dingen van de natuur helemaal niet nader te leren kennen; want men weet toch al dat ze allemaal, van het kleinste tot het grootste en van het eerste tot het laatste en van de alfa tot de omega, enkel Uw vastgehouden gedachten en ideeën zijn, tot leven gebracht door Uw wil en door Uw geest.'
[4] Ik zei: 'Dat heb je goed en waar gezegd, en in de hemel is het inderdaad de hoogste zaligheid van alle voleindigde geesten, als ze zich bij Mij kunnen ophouden en met Mij kunnen praten en omgaan.
[5] Maar die overgrote zaligheid komt in feite toch niet voort uit Mijn heel eenvoudige persoonlijkheid, waarin Ik evengoed een mens ben als jij en als geest evenzeer een geest ben als deze oer-aartsengel Rafaël; maar de voornaamste zaligheid van de volmaakte geesten is gelegen in het feit dat ze Mijn eindeloze volmaaktheden steeds vollediger, helderder en dieper herkennen in Mijn eindeloos vele werken die grenzeloos en onbeperkt zijn.
[6] Kijk, vriend, het gaat ongeveer zoals het al bij tijd en wijle op deze aarde bij de mensen toegaat die echt gevoel hebben voor hogere kunsten en wetenschappen, en daarmee ingenomen zijn. Stel nu bijvoorbeeld dat je over een groot architect en beeldend kunstenaar hebt gehoord, dat zijn werken van alle mensen de grootste bewondering oogsten. Toen je dat hoorde, bekroop je de lust om de grote kunstenaar zelf persoonlijk te leren kennen, en omdat de middelen voor de reis je niet ontbraken, begaf je je al gauw op weg naar dat verre land waar de kunstenaar verbleef en zijn werken op geweldige schaal ten toon stelde en uitvoerde.
[7] Na een tijd gereisd te hebben bereik je dan de plaats waar de kunstenaar verblijft, en daar kom je vervolgens gemakkelijk in contact met de kunstenaar, over wie je je tijdens je reis allerlei geweldige voorstellingen hebt gemaakt waaronder ook, dat hij zich als mens onder de andere mensen door een bijzonder verheven gestalte kenbaar zou maken. Maar als je hem in zijn dorp ontmoet, ontdek je dat de kunstenaar een heel bescheiden en eenvoudig mens is, wiens persoon niet in het minst laat merken wat er in zijn innerlijk schuilgaat. Je voert dan heel vriendelijk een gesprek met hem, maar tevens denk je toch bij jezelf: 'Het is haast niet mogelijk dat in deze uiterst eenvoudige en bescheiden persoonlijkheid zo'n scheppende grootheid aanwezig is, waarover jij je door zelfs de meest verstandige mensen zulke grootse dingen hebt laten vertellen!' Maar toch ben je gelukkig, omdat je er in jezelf van overtuigd bent dat je je in gezelschap van de grootste architect en beeldend kunstenaar bevindt en met hem kunt spreken over allerlei dingen die hij gemaakt heeft.
[8] Tenslotte zegt de kunstenaar tegen je: 'Omdat je de moeite hebt genomen mij op te zoeken en persoonlijk te leren kennen, wil ik je van deze Woonplaats van mij, die maar weinig van mij kan laten zien, naar een heel grote stad brengen, die hier niet ver vandaan is, waar je meer dan voldoende gelegenheid zult krijgen om je in mijn werken te verlustigen!'
[9] Daarop ga je brandend van nieuwsgierigheid mee met de kunstenaar, die heel vriendelijk tegen je is geworden, maar die jou op je hele reis nog altijd als een heel eenvoudig en bescheiden mens voorkomt. Terwijl je echter samen met de kunstenaar steeds dichter bij de grote stad komt en reeds vanaf een flinke afstand de prachtigste gebouwen, tempels, paleizen en burchten begint te aanschouwen, begint ook jouw fantasie over de kunstenaar die jou vergezelt steeds maar groter te worden, zoals zijn bouwwerken in die stad steeds groter beginnen te worden, hoe dichter je bij de stad komt. Zijn persoonlijke eenvoud begint te verdwijnen naarmate jou zijn innerlijke, geestelijke grootheid door zijn werken steeds duidelijker voor ogen komt te staan.
[10] Als je dan helemaal in de stad komt, maakt het ene bouwwonder na het andere, steeds groter, kunstiger en stoutmoediger, je werkelijk sprakeloos van bewondering, en je bewondering voor de kunstenaar die jou vergezelt wordt bovendien nog grenzeloos vergroot als je ziet dat in deze stad alle mensen, groot en klein, hem heel vriendelijk en vol eerbied begroeten.
[11] Zeg Mij nu eens, Mijn beste vriend, of jouw vroegere denkbeelden over de kunstenaar bij het aanschouwen van zijn grote werken niet van een heel andere aard en voorjouw gemoed veel zaligmakender zijn geworden!'
«« 206 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.