Over de opstanding van het vlees

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 9 / 244 »»
[1] Aangezien het nu al zo tegen het einde van de dag begon te lopen en wij al geruime tijd met allerlei nuttige gesprekken aan tafel hadden doorgebracht, vroegen de leerlingen Mij of het geen goed idee zou zijn om een poos naar buiten te gaan.
[2] Ik zei: 'Vandaag is het werk, waarvan het moeilijkste deelons nog te wachten staat, belangrijker dan de omgeving buiten, die hier in Genezareth niet veel liefelijks te bieden heeft. Wie van jullie echter naar buiten wil gaan, is daar vrij in; maar Ik blijf hier.'
[3] Toen Ik Mij zo had uitgedrukt, zeiden de leerlingen: 'Heer, waar U blijft, blijven wij ook! Want alleen bij U is het altijd goed; zonder U is er overal gericht, verderf en de starre dood.'
[4] Ik zei: 'Blijf dan, waar het Godsrijk en het eeuwige geestelijke leven ervan heerst; want Ikzelf ben de Waarheid, het Godsrijk, de Opstanding en het eeuwige Leven. Wie in Mij gelooft zal het eeuwige Leven ontvangen, wanneer Ik hem op de jongste dag zal opwekken. In degene die in geloof en in liefde in Mij blijft, zal Ik ook blijven; en in wie Ik blijf, heeft het eeuwige leven reeds in zich en zal de dood nooit zien, voelen of smaken. Blijf dus hier bij Mij, en door jullie liefde in Mij!'
[5] Nu vroeg Ebal Mij: 'Heer en Meester, de Joden geloven voor het merendeel in een opstanding ook van het vlees in het dal van Josafat. Toch vind ik dat enigszins merkwaardig! Want ten eerste wordt slechts het kleinste deel van hen in het dal van Josafat begraven, en ten tweede: wat zal er op die mysterieuze jongste dag gebeuren met de lichamen van de mensen die nog nooit van een dal van Josafat hebben gehoord en derhalve op andere, ver verwijderde plaatsen zijn gestorven, die voor een deel verbrand zijn en die voor een deel misschien net als bij ons Joden direct in de aarde begraven zijn? En tenslotte, als derde: wat zal er op de jongste dag gebeuren met degenen die door de zee en andere wateren verzwolgen zijn en die door wilde dieren zijn opgegeten? Wanneer zal volgens onze tijdrekening die jongste dag komen, die de Farizeeën ons als heel verschrikkelijk beschrijven?
[6] Heer en Meester, U ziet dat deze dingen er zelfs bij het zuiverste menselijke verstand niet in kunnen! Slechts het meest duistere bijgeloof, dat nooit iets denkt en onderzoekt, zoals dat van de meest gewone en laagstaande Joden alsook de heidenen als zodanig, kan zulke ongerijmdheden aannemen; voor een denkend mens zijn ze echter schadelijk en ze ontnemen hem zijn geloof in een zuiver goddelijke openbaring, aan de onsterfelijkheid van de ziel na de dood van het lichaam en eveneens het geloof in een toekomstige opstanding van het vlees op die bepaalde jongste dag. - Wat moeten we daar nu van denken?'
[7] Ik zei: 'Op de manier zoals de Farizeeën het jullie leren, helemaal niets! Want het lichaam, dat voor een korte tijd de ziel als een naar buiten toe handelend instrument dient, zal noch in het dal van ]Josafat noch ergens anders op deze aarde op een bepaalde jongste dag opgewekt en weer met zijn ziel verenigd worden in de vorm waarin het de ziel hier voor een korte tijd heeft gediend.
[8] Naar waarheid houdt de opstanding van het vlees het volgende in: onder het 'vlees' moeten de werken worden verstaan die de ziel met haar lichaam heeft verricht.
[9] Het dal van Josafat betekent de toestand van innerlijke zielenrust, als haar handelen steeds gerechtvaardigd was. Die rust, die door geen enkele wereldse liefde en begeerte en daarmee gepaard gaande hartstocht wordt verstoord en die te vergelijken is met een volkomen rustige waterspiegel, waarin je de weerspiegeling van ver verwijderde en nabije streken onvertroebeld kunt zien, is dan ook reeds het eerste begin van de ware jongste dag van de ziel, van haar opwekking door Mijn geest in haar en tegelijk ook van haar opstanding tot het eeuwige leven.
[10] In die toestand ziet de ziel dan reeds de goede vruchten van haar werken en begint zich daar steeds meer over te verheugen; en dat aanschouwen is dan de ware opstanding van het vlees.
[11] Er staat immers geschreven: een sterfelijk en vergankelijk lichaam wordt in de aarde gezaaid, en onsterfelijk en onvergankelijk zal het weer opstaan. Als je dat op je materiële lichaam betrekt, moet je natuurlijk wel helemaal het spoor bijster raken; maar als je het betrekt op de goede werken van de ziel, die haar ware lichaam zijn, dan kom je daardoor tot de waarheid. Want kijk, ieder goed werk dat een ziel met haar lichaam op deze aarde tegenover haar naasten heeft verricht, gaat net als alles op deze aarde voorbij en sterft reeds na de daad; want als je een hongerige hebt verzadigd, een dorstig mens gelaafd, een naakte gekleed en een gevangene bevrijd hebt, dan duurt die edele daad niet voort, maar hij duurt slechts de korte tijd van de handeling zelf! Daarna wordt hij dikwijls door jou vergeten evenals door degene aan wie je die daad hebt bewezen, en derhalve is hij ten grave gedragen en als sterfelijk en vergankelijk in het aardrijk van de vergetelheid gezaaid; maar op de ware jongste dag van de ziel, zoals Ik je die heb aangeduid, wordt die daad als eeuwigdurend door Mijn geest in de zielopgewekt, echter niet meer in de vorm van de vergankelijke aardse daad, maar in de vorm van de eeuwigdurende vrucht.
[12] Hoe zal die er echter uitzien? Kijk, die zal aan gene zijde voor eeuwig tot de prachtigste, van alles uitstekend en rijk voorziene woonomgeving van de ziel worden, waar ze zich in uiterste zaligheid van de ene volmaaktheid naar de andere zal verheffen!
[13] Zoals het dus hier met de werken van een ziel gesteld is, zó zullen die haar later eenmaal als woonomgeving dienen. En kijk, daaruit bestaat de ware opstanding van het vlees! Geloof dat en houd je eraan; want zo is het, en absoluut niet anders!'
[14] Ebal zei: 'Ja, dat klinkt wel totaal anders dan wat de blinde Farizeeën tegenover het volk hebben staan bazelen; ook het zuivere verstand van de mens is het er volkomen mee eens en er gaat haar een nieuw, groot licht op. Maar van het vlees, dat de ziel hier heeft gediend, zal dus zelfs niet een zonnestofje verenigd met de ziel aan gene zijde opstaan tot een eeuwig leven?'
[15] Ik zei: 'Niet als bestanddeel van de door Mijn geest eeuwig levende ziel, omdat die zelf puur geest wordt wat haar innerlijk betreft! Maar wat de contouren van haar uiterlijke vorm en met name haar kleding betreft, zullen de zielen etherdeeltjes van haar aardse lichaam weer in geestelijke zuiverheid met haar verenigd worden, maar van het grove organische lichaam niets, nog geen atoom! Want de bestemming van dat lichaam is dezelfde als die van alle andere materie van de aarde -die wordt namelijk ook steeds verder in betere natuurgeesten opgelost, zoals ze ook oorspronkelijk uit veel minder zuivere en op een zeer laag niveau staande natuurgeesten wordt samengesteld.
[16] De natuurgeesten die de grove materie reeds verlaten kunnen mettertijd ook mensenzielen worden; maar meer op dit gebied zul je pas inzien, als je ziel zich in dat dal van Josafat zal bevinden. Daarom nu niets meer daarover!
[17] De commandant en zijn twee dienaren hebben nu weliswaar met grote aandacht geluisterd naar jouw vragen en de uitleg die Ik je gegeven heb, maar ze hebben er niets van begrepen; daarom zullen ze ons nu weldra met hun Griekse wijsheid lastigvallen - daarom zullen we met alle geduld en rust hun aanval op ons afwachten!'
«« 9 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.