De slechte bedoelingen van de Farizeeërs (19.7.1864)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 243 / 244 »»
[1] Daarop zei de waard: 'Ik heb ook al over die man horen praten, en hij zou mij het grootste genoegen doen als hij naar mij toe zou komen. Want als hij wijzer en van alle dingen meer op de hoogte is dan een van ons, dan kan ik veel van hem leren; is hij dat niet, dan luister ik naar hem en laat hem weer gaan zoals hij gekomen is, en ik zal hoogstens tegen hem zeggen: vriend, als je niet wijzer bent, kun jij met je leer beter thuisblijven en met het werk van je handen eerlijk je brood verdienen! Maar naar ik gehoord heb moet jouw Galileeër, hoewel hij een Jood is, buitengewoon wijs zijn en machtig in wonderen, en hij zou mij erg gelukkig maken als hij naar mij toe kwam.
[2] Er hebben bij mij al heel veel wijzen gelogeerd, die behalve hun wijsheid ook veel verbazingwekkende macht bezaten om wonderen te doen, en zie, naast mij zit zo'n Wijze, die juist vandaag vanuit het morgenland hier is aangekomen, met Zijn gezelschap hier aan tafel! Ik heb Hem vriendelijk opgenomen en zal Hem net zolang herbergen als Hij bij mij wil blijven. Doen jullie met je Galileeër evenzo, dan zal hij jullie zeker nooit schade berokkenen! Maar als jullie hem vervolgen en haten, zal hij jullie ook vervolgen, wat ik ook volkomen terecht vind. Maar ik ben er bij voorbaat van overtuigd dat hij ons Romeinen niet zal vervolgen, omdat wij dergelijke gewekte mensen hoogachten en liefhebben. Heb je dat begrepen, mijn beste vriend? Handel daarnaar, dan zul je geen vijanden hebben!'
[3] Daarop zei de Farizeeër: 'Ook wij Jeruzalemmers zijn geen vijanden van hooggeleerde en ontwikkelde mannen, maar wij kunnen absoluut geen geleerden en wijzen gebruiken, die ons ons brood en inkomen afhandig willen maken; want het is zelfs ook een Romeins grondbeginsel dat men zelf moet leven, maar anderen ook moet laten leven.
[4] Als er echter een wijze tegen ons optreedt en ons bij het hele volk verdacht maakt, kunnen wij die handelwijze van zo'n wijze niet met onverschillige ogen aanzien, en al helemaal niet als die wijze zich, voorzover ik gehoord heb, voor een zoon van God uitgeeft, daarbij allerlei zieken geneest en met zijn wonderen het hele volk naar zich toe trekt.
[5] Men zegt dat hij verschillende keren in Jeruzalem is geweest en in de tempel heeft onderwezen, en vele duizenden zijn door zijn woorden en daden van ons afvallig geworden en hebben zich naar zijn leer gericht.
[6] Welnu, dergelijke dingen kunnen wij Jeruzalemmers toch niet met onverschillige ogen aanzien! Maar als hij zegt dat hij een zoon Gods is, spreekt hij duidelijk onze mozaïsche godsdienst tegen, die één God aanneemt; want in onze wet staat geschreven: 'Gij zult alleen in de enig ware God geloven en naast Mij geen vreemde goden hebben!' Maar als hij een zoon Gods is, hebben wij kennelijk twee goden.Wat moeten wij dan doen met zo'n leer, die onze oude leer van Mozes tegenspreekt?
[7] Jullie Romeinen hebben ons immers bij ons oude geloof gelaten -maar hij wil dat van ons afnemen, en daarom hebben wij dus reden om hem te vervolgen.
[8] Het is overigens mogelijk dat hij werkelijk een nieuw opgestane grote profeet is, wat onder de Joden verschillende keren het geval is geweest, doordat de Godheid mannen in de geest heeft opgewekt, die het volk voorspelden wat het te wachten stond als het de wetten van God veronachtzaamde. Zo zijn het volk ook beloften gedaan, als het naar de oude God van Abraham, Isaak en Jacob zou terugkeren, dat God met name het Joodse volk eenmaal een Messias zou zenden en het van allerlei slavernij en harde verdrukking zou bevrijden.
[9] Maar dat gebruikt die wijze uit Galilea ook en hij geeft zich uit voor de beloofde Messias; maar hij is in Nazareth in Galilea geboren als zoon van een timmerman, en wij weten dat hij met zijn vader, die nu gestorven is, en zijn broers bijna vijftien jaar lang in dat beroep heeft gewerkt. Waar hij overigens zijn wijsheid vandaan heeft gehaald en de kracht om wonderen te doen, daar kunnen we niets met zekerheid over te weten komen.
[10] Kijk, mijn beste, vriendelijke waard, dat zijn zo de voornaamste redenen waarom wij die Galileeër vervolgen! Want wie ons te gronde wil richten, zullen wij ook te gronde richten, omdat wij tenslotte toch sterker zijn dan hij met zijn hele aanhang.'
«« 243 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.