De door God gewilde beperking van de menselijke kennis. De uiteenzetting van de Heer over het mannelijke en het vrouwelijke in God en mens. De schepping van Lucifer.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 27 / 366 »»
[1] Daarop trokken zij voort en niemand durfde een woord tot de Heer te richten, ofschoon ditmaal alle drie - dus Henoch niet uitgezonderd - een nieuw aangetroffen knoop in zich meedroegen, waarvan de onmogelijkheid die te ontwarren hen meer drukte dan een vele centenaren zware steen.
[2] Maar aangezien de Alwetende dat toch heel goed merkte, wendde Hij Zich tot Henoch en zei tegen hem: 'Kunnen zich ook bij jou nog dingen voordoen waarop je kunt broeden als een hen op loze eieren?!
[3] Ik zeg je echter dat het niet zo moet zijn dat de mens in iedere diepte van Mijn wijsheid doordringt tijdens zijn aardse leven, want daartoe heb Ik voor jullie immers een eeuwig leven voorbereid!
[4] Jullie wil Ik verlossen van hetgeen je zo zwaar drukt; maar alleen jullie en aan niemand anders zal het verteld worden! Luister dus naar Mij:
[5] Ik ben tegelijk een man en een vrouw in de diepte van Mijn godheid; maar niet zoals jullie het plegen op te vatten, maar alleen als volgt:
[6] Als man ben Ik eeuwig de liefde zelf, het vrije leven zelf en alle macht en daadkracht zelf; daarom openbaart zich in iedere man de echte liefde als het volledige evenbeeld van Mijn liefde, waartoe de borst van de ijdele vrouw wel eeuwig nooit in staat zal zijn.
[7] In dat mannelijke evenbeeld van Mijn liefde is de man dan ook krachtig zoals Ik, en machtiger in zijn borst dan alle vrouwen zijn in hun loze borsten, die wel melk bieden aan het vlees van een kind om het te zogen, maar niet de melk van het innerlijk leven aan de geest kunnen bieden omdat de hoge, sterke liefde van de man niet in hun borst woont, ofschoon die wel daar in zou kunnen wonen indien de vrouw van zichzelf niet zo dwaas en ijdel zou zijn!
[8] Aldus ben Ik van eeuwigheid als Man bepaald door Mijzelf; jullie kunnen dat begrijpen!
[9] Daar ik echter ook in de vrouw thuis ben, moet Ik dan niet ook de vrouw geheel in Mij bevatten? - Zeker; luister, hoe kon Ik anders een vrouw scheppen?!
[10] Hoe dat echter mogelijk is, wil Ik meteen enigszins aan jullie verduidelijken; want in de vrouw liggen immers list en verstand, een scherpe geest en slimheid steeds begraven; daarom spreekt de vrouw ook nooit openhartig en pleegt steeds haar licht en haar hart te verhullen, dus wie op het hart van de vrouw vertrouwt, bouwt op los zand.
[11] Daarom kan Ik vanuit Mijn vrouwelijke sfeer ook niet even begrijpelijk spreken als vanuit die van de man, omdat het vrouwelijke deel uit het licht van Mijn liefde stamt en als wijsheid, hoewel niet in zichzelf, als het stralende licht is dat uit het verheven oorspronkelijke oerlicht stroomt.
[12] Zo is dan de vrouw in Mij het eeuwig stralende licht van de wijsheid, dat eeuwig zonder ophouden in gelijke kracht en sterkte in de liefde wordt opgewekt.
[13] Deze wijsheid is de eeuwig onafscheidelijke ware vrouw van Gods liefde, met wie Ik als eeuwig enige God toch alle dingen heb verwekt en geschapen, - en er was in eeuwigheid nooit een andere vrouw nodig voor Mij, de enige, eeuwig ware God van liefde, de Man van eeuwigheden her, eeuwig de Eerste en eeuwig de Laatste!
[14] Eeuwig schiep Ik met deze trouwe vrouw van Mij talloze miljarden wezens, die voor Mij zichtbaar waren, hoewel nog geen enkel wezen zich in zichzelf kon en mocht schouwen.
[15] Doch in Mij was ook eeuwig besloten om eens al die eindeloos vele in Mijn geest verwekte wezens buiten Mijzelf te plaatsen om zichzelf en Mij te leren kennen!
[16] Er ging een willen van Mij uit, en een boven alles machtig `Word' volgde dat na door al de eindeloze verre diepten van de macht en de helder lichtende heerschappij van Mijn eeuwige Godheid.
[17] Toen ontstond uit al de eeuwig vele uitgestroomde stralen - luister en begrijp het! - één wezen, één drager van al datgene wat van eeuwigheid uit Mij, de Man en eeuwige Vrouw, ooit in één gevloeid is in de stralen van een wezen, diep geestelijk, eindeloos en eeuwig helder.
[18] De drager is de nieuw geschapen vrouw en zij werd vrij gevormd tot een grote verzamelplaats van al het wezenlijke licht, dat van eeuwigheden in werkelijke overvloed uit Mij is gestroomd, opdat in haar de uitgegane vloed van wezens frank en vrij volledig zal rijpen in de warmte van Mijn voortdurende genadestralen, en zichtbaar tegenover Mij, aangenaam door vrij leven, en zo ook in staat om Mij te zien door het licht van Mijn liefde dat Ik haar heb aangereikt.
[19] En luister, de verwekking is geslaagd; jullie zien en vatten Mij, jullie Schepper reeds!
[20] Maar nog is de tijd van de volle vrucht en de oogst niet helemaal rijp; grote dingen hebben ook grote tijden nodig!
[21] Begrijp het, - maar zwijg; want tijdens een dergelijke wordingsstrijd om eens tot grote rijpheid te komen, is het niet goed veel te praten!
[22] Want te zijner tijd zal Ik het zoals aan jullie, weer opnieuw aan Mijn aarde verkondigen, en jullie zeer late kinderen zullen het in zichzelf vinden en het losmaken uit de aarde! Amen.'
[23] Hierop sloegen de drie zich op hun borst en zeiden: 'O oneindige wijsheid van God! Wie zal je eeuwig ooit begrijpen?!'
[24] Maar de Heer sprak: 'Zwijg nu over dat alles, want zie de kinderen ijlen Mij reeds met uitgestrekte armen tegemoet! Laten ook wij hen daarom snel tegemoet gaan! Amen.'
«« 27 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.