De aanval op de stierentempel en de verwoesting daarvan.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 309 / 366 »»
[1] Toen Fungar-Hellan het gezantschap van de heren van de mijnbouw liet gaan, die, zoals reeds gemeld, thuis slechte zaken deden, gaf hij het hele leger bevel op te breken en naar het gebied in het tamelijk ver afgelegen gebergte te trekken waar de tempel van de grote stier zich bevond, en daar net zo te werk te gaan als hier het geval was met de tempel van de goden van het erts en de smeden.
[2] Al spoedig brak het grote leger op en verplaatste zich in tweehonderd lange colonnes die ieder tienduizend man telden, de grote hofstoet niet meegerekend. In drie dagen werd de streek van deze tempel bereikt, en het hele leger maakte ongeveer vijf uur gaans voor de tempel in een open omgeving halt en wachtte daar nadere instructies af.
[3] Toen Fungar-Hellan met zijn gevolg nakwam liet hij een grote tent oprichten en maakte hier zijn hoofdkwartier. En toen de oversten bij hem kwamen om nadere gedragsregels te halen, zei Fungar-Hellan tegen hen:
[4] 'Zei ik niet voor de aanvang van de mars hiernaartoe, hier net zo te werk te gaan als bij de tempel van de god van het erts en van de smeden het geval was?! Waarom moeten er dan nog nadere bevelen gegeven worden?! Jullie weten waar de tempel staat en kennen de tamelijk hoog gelegen bergkloof waarin de tempel staat.
[5] Omsingel deze eveneens in drie grote kringen en laat een deel dan naar de tempel gaan en deze tot op de bodem verwoesten, verzamel het goud en het zilver, neem alle priesters en andere tempeldienaren gevangen en breng dan alles bij mij, en spoedig zal blijken wat er verder gedaan moet worden! - Dat is alles; ga het daarom uitvoeren!'
[6] En de oversten gaven dat bevel door aan het leger en dit stelde zich in slagorde op om het uit te voeren.
[7] Binnen tien uur was de tempel omsingeld en de grote afdeling die belast was met de verwoesting begaf zich naar de tempel en eiste toegang.
[8] Maar aangezien zij tamelijk laat in de nacht aankwamen, werden zij niet binnengelaten.
[9] Maar de opperaanvoerder zei tegen de poortwachter: 'Als jullie ons niet onmiddellijk binnenlaten, zal niemand van jullie het er levend vanaf brengen!'
[10] Hierop kwamen de priesters en vroegen waarom ze hen op zo'n ongewone tijd moesten binnenlaten.
[11] En de overste legde de reden duidelijk uit.
[12] Maar toen was het dan ook genoeg voor de hele, bijna duizend man sterke bevolking van deze tempel. Ze beklommen meteen de ringmuur en begonnen degenen die toegang eisten met stenen te bekogelen.
[13] Maar die trokken zich terug en groeven meteen mijngangen. Binnen enkele uren waren die gegraven en geladen met explosieve korrels, en nog voor de ochtendschemering werd de hele halfronde ringmuur verwoest.
[14] De strijdmacht drong toen de hof binnen, verwoestte de tempel en nam alle priesters en al hun schatten in beslag.
«« 309 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.