Eindstrijd en ommekeer. Het trotse oerwezen van Satana komt terug. Cado blijft standvastig. Gelijkenis van de reddende loods.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 29 / 153 »»
[1] Miklosch vertelt verder: 'Cado zegt: 'Maar liefste, waarom verlang je toch iets van mij dat ik niet doen kan, juist omdat jij het van mij verlangt! O jij onverbeterlijke kroon der oneindigheid! Nu moet jij zonder erbarmen ook de laatste stap doen, die ik anders vast en zeker zou hebben gezet. Ik vraag je om je eigen bestwil, verlang in het vervolg niets meer van mij. Kijk, nog maar één stap en de hele oneindigheid is gered en bevrijd van het zwaarste juk van een eeuwig gericht, en jij zult als het gelukkigste wezen stralen met het licht van alle zonnen, die de eindeloze ruimte bevat!'
[2] Minerva zegt: 'Ja, ja, dat kan wel zijn... als ik maar zo dom kon zijn om te doen wat jou belieft, maar deze domheid ontbreekt me en dat is heel treurig voor die briljante vooruitzichten voor mij. Er ontbreekt weliswaar nog maar één enkele, kleine stap, maar als ik hem vanuit mijn vrije wil niet wil zetten en je om al jouw pogingen tot overreding honend zal uitlachen... met welk middel zul je mij dan dwingen? Uiterlijk, ja, maar innerlijk nooit ofte nimmer!'
[3] Want weet wel dat ik een wezen ben, waaruit de oneindigheid al haar wezens heeft verkregen. Ik ben een wezen der wezens; als negatieve machtspolariteit ben ik geheel gelijk aan de Oergodheid die de positieve is! Ik ben de eindeloos grote bodem waarop de Oergodheid haar werken bouwt! Begrijp dat goed, jij eindeloos niets ten opzichte van mij, je wilt mij door_enkele ellendige woorden aan jou, nietig stofje, onderwerpen en mij als het ware voor je innemen door je eindeloze, domme gevlei mij, het meest volmaakte wezen van de hele oneindigheid! 0, ellendige domkop! Wel zie ik je, beven van wellust en besef je grote begeerte naar het volle genot van mijn omhelzing, maar heb maar geen onreine gedachten, als je deze laatste stap te mijnen gunste niet wilt wagen. Ik doe geen stap meer, dat is mijn onwrikbare wil!'
[4] Cado zegt: 'O kijk, kijk, hoe pienter je nu ineens bent. Je wilt mij een eeuwigheid op deze laatste stap laten wachten? Ik wens je daartoe zelf heel veel geduld, want over mijn geduld zul je nooit meesteres worden. Wat maakt mij dat uit? Die ene stap doet weinig terzake. Krachtens mijn wil kan ik met je doen wat me maar belieft, en zodoende heb ik eigenlijk, wat mij betreft, niets meer nodig. Blijf daarom maar volharden als je dat graag wilt, ik zal daardoor helemaal niets verliezen. Ik heb je nu eenmaal in handen. In een draak kun je je ook niet meer veranderen en daarom is het me eigenlijk liever dat je zo blijft. Hoera, dat zal een echt plezierig leven worden; Minerva, dat heb je goed gedaan!'
[5] Minerva, totaal verbouwereerd over een dergelijke verandering in de houding van Cado, zegt: 'Ik had nooit gedacht dat jij zo'n geraffineerde oplichter was, maar overschat jezelf niet te veel. Als ik die vervloekte liefde voor jou maar kwijt kon raken, zou alles meteen anders verlopen, maar uitgerekend jij moet mijn zwakheid doorzien. Nee, dat houd ik niet uit! Vervloekt zij degene die jou gemaakt heeft, maar wacht maar, je zult in mij je satan nog leren kennen!'
[6] Cado zegt heel flegmatiek: 'O, dat geeft niet; ik heb nu eenmaal jou en daarmee de meest bekoorlijke schoonheid die zich niet meer lelijk kan maken, en dat is voor een Cado volkomen toereikend! Overigens zal niemand je tegenhouden om de verlangde laatste stap te doen. Wanneer het je maar genoeg gaat vervelen, zul je vanzelf wel aan mijn verlangen tegemoet komen. Tot dan echter hoera, want ik heb jou, mijn lieflijke Minerva!'
[7] Miklosch vervolgt zijn verslag: 'Minerva zou nu wel uit haar vel kunnen springen van woede. Ze zou zich heel graag in een afschuwelijk wezen willen veranderen, maar het gaat niet. Ze probeert te vluchten, maar haar voeten zijn als aan de grond genageld; alleen in Cado's richting kan ze haar voet optillen. Maar wat zijn dat mooi gevormde voetjes. Waarachtig, alle respect voor Cado! Wat kan hij zich goed beheersen tegenover zo'n allerbekoorlijkste, weelderige schoonheid, die hij nu helemaal in zijn macht heeft! Daar is meer voor nodig dan ik tot nu toe kan begrijpen. Om je tegenover deze schoonheid op zijn minst koelbloedig te tonen... alle respect!
[8] Wat stelt Minerva zich nu boos op en staart de arme Cado verachtelijk aan! Ze doet moeite om haar mooie gezicht te vertrekken, maar hoe meer ze dat doet, des te interessanter wordt het. Cado zegt dan ook tegen haar: 'Liefste, doe geen moeite, want hoe meer je je gezicht vertrekt, des te aantrekkelijker word je voor mij; je bent waarlijk een godin!'
[9] Bijna huilend van woede zegt Minerva: 'O jij vervloekt leven, als het zich zo begint te ontwikkelen! Ben ik dan geen heerseres, geen vorstin aller vorstinnen meer? Moet ik mij door zo'n domme ezel laten bespotten? Kan ik dan niet terug, je niet voor eeuwig verlaten? Je hebt me eerder toch toegestaan dat ik terug zou kunnen wanneer en hoe ik maar wil!'
[10] Cado zegt: 'Met deze belofte valt niets te beginnen zolang jij mijn wil niet volledig tot de jouwe hebt gemaakt, want je bent en blijft in het gericht zolang je slavin van je eigen koppigheid blijft. Kijk, als iemand in groot gevaar verkeert en een ervaren loods hem hulp aanbiedt - hij deze echter niet wil aannemen, alhoewel hij zichzelf niet kan helpen blijft hij ook slaaf van het gevaar waarin hij zich bevindt, zolang hij geen gebruik heeft gemaakt van de aangeboden hulp van de loods.
[11] Zo is het ook met jou het geval. Ik reik je hier mijn helpende hand om je weg te leiden van een afschuwelijk gevaar om je daarna in de volste vrijheid te laten overgaan, maar jij versmaadt mijn hulp. Jouw hoogmoedige dwaasheid, die geen enkel doel heeft, zet jou ertoe aan om alles te ondernemen wat je ondergang vroeg of laat dichterbij moet brengen. Daarom kun je nu ook niet meer terug, maar moet je hier op deze klip blijven. Indien ik je niet voor de ondergang zou behoeden en de golven zou tegenhouden, die je anders allang hadden weggespoeld, waar zou je dan nu zijn?
[12] Jij kunt mij, zoals gezegd, nooit ontkomen en je kunt je geen haarbreed van mij verwijderen. Wat ga je dan voortaan doen als de volledige slavin van mijn wil? Zul je wel in staat zijn om mij eeuwig het hoofd te bieden?'
«« 29 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.