Schijnbare onrechtvaardigheden bij het leiden van zielen hier en aan gene zijde.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 242 / 263 »»
[1] (MATHAËL:) "Wel, op deze wereld heeft menigeen het nog aardig goed! Men schept zich ergens zo goed men maar kan en wil een paradijsje. Natuurlijk moeten daarvoor duizenden anderen meer lijden, omdat zij beslist niet zo goed de kunst verstaan zich een paradijsje te creëren als die ene slimme! Zij lijden daardoor schade aan hun ziel door afgunst en boosheid -en die bezitter van dat paradijsje - door pure wellust en overvloed! De eerstgenoemden zijn verdoemd door nood en ellende - en de rijke vanwege zijn luxe leven!
[2] Maar laten we het niet hebben over de verhoudingen die hier aan déze kant heersen, want die zijn de vrucht van de verdorvenheid van de ziel, die we nu grondig kennen, maar laten wij ons eens richten op de meer dan ijzingwekkende gevolgen in het toekomstige, grote hiernamaals! De haren rijzen te berge alleen al bij een serieuze gedachte aan de meer dan afgrijselijk erbarmelijke toestand waarin zo'n verdorven ziel terechtkomt! Welke vloek is kleurrijk genoeg om dat door een menselijke mond te laten beschrijven?! Slechts de grootste kwellingen van het vuur, dat in de ziel zelf woedt, kunnen haar door middel van een onbeschrijfelijk gevoelige les in een wat draaglijker toestand brengen, waarvoor altijd meteen zoiets als een eeuwigheid, in de tijd gezien, nodig is! Hoe ontzettend veel zielen zullen dus vanaf nu, over myriaden jaren pas goed in de diepste en ijzingwekkendste ellende terechtkomen, om het pas weer na nogmaals myriaden aardse jaren maar net een haartje vrijer en zodoende draaglijker te krijgen!
[3] Heer, Ik formuleer dit precies volgens Uw eigen woorden en voeg er niets aan toe, maar haal er ook niets van af! Als ik nu aan de ene kant Uw almacht, goedheid en liefde in aanmerking neem, en aan de andere kant de fundamenteel beslist onverdiende verdorvenheid van iedere ellendige ziel en de haast eeuwigdurende gevolgen van de meest ijzingwekkende aard en uiteindelijk al de onbeschrijflijke kwellingen van een hemel der zaligheid, die er nauwelijks een haar beter uitziet dan een goedverzorgde plaats voor slaven op deze goede moeder aarde, dan moet ik U ondanks alle gunsten die U, o Heer, mij geschonken hebt, openlijk bekennen, dat ik dat met mijn verstand heel vreemd vind, en dat ik als mens, begiftigd met een meelevend gemoed, een ongerechtigheid daarin ontdek, waarbij vergeleken alle door de mensen begane grootste, en ten hemel schreiendste ongerechtigheden totaal in het niet vallen. En ik bedank eerbiedig voor zo'n bestaan, moge het tenslotte uitlopen op wat het maar wil!
[4] U hebt reeds heel duidelijk laten zien, o Heer, hoe ieder mens om voor Uw aangezicht te kunnen bestaan, zichzelf als wezen moet vormen en hoe U hem daartoe alleen de gelegenheid en verder niets kunt bieden. Kortom, dat alles zien wij nu heel goed in en dat hoeft ons verder niet uitgelegd te worden. Maar dat mensenzielen, die reeds meer dan duizend jaar op dezelfde wijze een lichaam krijgen en dan op dezelfde wijze opgevoed worden zoals dat jammer genoeg nu gebruikelijk is, in het hiernamaals daardoor bijna eeuwig moeten lijden om maar een haartje beter te worden, dat komt mij in ieder geval erg hard voor! U leerde ons zelf, mild, zacht en welwillend met zieke zielen om te gaan! Maar als aan een zieke ziel, die hier op deze wereld niet genezen is maar nog helemaal ziek naar het hiernamaals gaat, geen vonkje van enige liefde en mildheid meer bewezen en betoond kan of mag worden, dan denk ik toch dat ook hier genade en liefde in de plaats zouden kunnen komen van de te strenge orde en gerechtigheid!
[5] Ik wil heel graag toegeven dat een volmaakt leven van de ziel, vereend met de geest van God, het hoogste goed is, maar de ervaring leert daarnaast toch ook weer dat een goed veel aan waarde verliest, als men het te lang en onder te grote moeilijkheden moet zoeken.
[6] Iemand wilde trouwen. Hij kent reeds de gekozene van zijn hart. Maar als hij om haar hand vraagt, worden hem voorwaarden gesteld, waaraan hij bij elkaar pas na duizend jaar geheel zou kunnen voldoen en de daaraan verbonden moeilijkheden zijn vrijwel onoverwinnelijk! Ja, is het dan wel zo'n groot wonder als zo'n mens tenslotte in zijn hart helemaal geen begeerte meer naar de uitverkoren, voorname vrouw heeft, en allang met een meisje van heel geringe afkomst is getrouwd, voor wie hem heel acceptabele en gemakkelijk te vervullen voorwaarden gesteld werden?
[7] Daarin, o Heer, bestaat dus mijn bezwaar, dat hopelijk heel goed gemotiveerd is, en misschien een zwak punt is in mijn hart! Ik stelde U deze vraag, omdat U ons Zelf allemaal uitgenodigd heeft vragen te stellen over onbegrepen zaken! Als U dat zou willen, zou U mij dan met Uw genade willen voorlichten?"
«« 242 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.