Verdere ontwikkeling van zielen in het hiernamaals.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 91 / 263 »»
[1] (DE HEER: ) "Als volgens dit onveranderlijke principe, dat voor het bestaan en het leven zeer noodzakelijk is, een zogeheten arme en naakte ziel aan gene zijde direkt met een geest, zoals bijvoorbeeld onze Raphaël er een is, in kontakt zou komen, dan zou zij daardoor meteen op gelijke wijze verslonden worden, als de zee een enkele waterdruppel opslokt. In de gehele oneindigheid heb Ik daarom de voorzorgsmaatregel getroffen, dat een klein, zwak en nog erg naakt leven steeds zo gesitueerd wordt, dat het als alleen op zichzelf bestaat en dat slechts die levenskrachten het mogen benaderen die beslist op geen enkele wijze veel sterker zijn dan dat afzonderlijke leven, dat zich daar in zijn eenzaamheid en naaktheid bevindt.
[2] Zulke levenskrachten kunnen elkaar niet verzwelgen omdat de aparte ik heden van gelijke kracht en sterkte zijn; maar zij vormen toch gezamenlijk verenigingen en overleggen onderling, waaruit echter nooit veel vruchtbaars kan voortkomen omdat de wijsheid van ieder afzonderlijk wezen vrijwel even groot is. Stel je een vergadering voor van louter oerdomme mensen, die een wijs besluit zouden willen nemen om dat met vereende krachten uit te gaan voeren! Wat zal er uit hun beraadslagingen voortkomen? Niets dan domheden!
[3] Wij hebben op deze aarde, en hoofdzakelijk op de eilanden, nog tot op heden volksstammen die al sinds Adams tijd hun eilanden geheel ongestoord bewonen; het zijn Kaïns nakomelingen, die nu nog op dezelfde trap van beschaving staan als waarop zij twee duizend jaar geleden stonden. Waarom hebben zij dan in hun ontwikkeling geen stap vooruit, maar eerder een stap achteruit gedaan ondanks al hun vele beraadslagingen? Omdat de meest wijze onder hen dommer en blinder is dan bij ons de domste varkenshoeder! Maar als de meest wijze al niets weet, wat moeten dan de anderen weten die raad bij hem inwinnen?!
[4] Nu zal men natuurlijk de vraag stellen: 'Ja, waarom heeft God dan naar zulke volken geen met Zijn geest vervulde profeten gezonden?' Daarmee komen wij nu precies bij het belangrijkste punt!
[5] Bij deze volkeren wonen nog veel te onrijpe en naakte zielen. Een hogere openbaring zou hen verzwelgen en hen in zo'n oordeel opsluiten dat zij daaruit nooit meer bevrijd zouden kunnen worden. De hoogste en zuiverste waarheid zouden zij in het ergste ongeloof veranderen en zich daarmee zo vereenzelvigen dat Ik Zelf hen uiteindelijk met geen enkel middel daar nog uit zou kunnen verlossen.
[6] Het is daarom noodzakelijk dat zij nog ongeveer duizend jaar blijven zoals zij zijn. Pas na die tijd moeten zij bezocht worden door puur verstandelijk ontwikkelde mensen en dan moeten zij van hen echter nog lang geen onderricht, maar slechts een voorbeeld krijgen dat hen wat verstandiger maakt. Zo moeten zij van tijd tot tijd meermalen zo'n verrassing krijgen die hen wat meer ontwikkelt. Als dat gedurende enige honderden jaren gebeurt, zullen zulke naakte volkeren wat meer bekleed worden, naar lichaam en ziel, en dan pas stukje bij beetje rijp worden voor een hogere openbaring.
[7] En op precies dezelfde wijze en nog heel wat moeizamer vindt in het grote hiernamaals de verdere ontwikkeling en levensvervolmaking van een geheel naakte natuurziel plaats. Zij moet zo lang zonder enig licht met zichzelf alleen gelaten worden tot zij, door de eigen nood gedreven, zichzelf uit haar nog meer dan halfstoffelijke lethargie wakker geschud wordt en in haar hart begint na te denken over wat meer omlijnde gedachten.
[8] Als de gedachten steeds geprofileerder en vaster omlijnd worden, begint het in zo'n ziel heel zachtjes te schemeren en gaat zij een basis krijgen waarop zij enigszins kan staan en gaandeweg ook een beetje kan rondlopen. Dit rondlopen is dan te vergelijken met het overgaan van de ene gedachte in de andere en van de ene waarneming in de andere. Het is een zoeken, en op het zoeken moet het een of andere vinden volgen omdat de zoeker anders, als hij te lang helemaal niets zou vinden, uiteindelijk tengevolge van zijn vruchteloze inspanning zou verlammen en op die manier terug zou moeten vallen in de oude lethargie.
[9] Maar zodra de ziel, die ijverig begint te zoeken, ook maar iets vindt, geeft dat haar een nieuwe en versterkte impuls voor een nog verder en ijveriger zoeken en vorsen, en als zij zelfs sporen vindt van het bestaan van haars gelijken, dan jaagt zij deze als een speurhond na en rust niet eerder tot zij iets gevonden heeft dat haar op z'n minst bevestigt dat haars gelijken dichtbij zijn.
[10] Door dit steeds versterkte zoeken wordt zij echter ook rijper en probeert zij alles te verzamelen wat zij als het ware toevallig voor de omhulling van haar substantiële zielelichaam vindt. Hier en daar is er ook iets te vinden, ook al is het nog zo schraal, om haar maag te vullen en om haar vaak brandende dors! te lessen. Want als het verlangen in een ziel eenmaal goed begint te groeien tengevolge van het innerlijke, steeds levendiger wordende levensvuur, dan komen er steeds meer dingen waarvoor in de ziel een behoefte ontwaakt."
«« 91 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.