De Heer zegent de kinderen (Ev. Matth. 19, 13-15)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 257 / 276 »»
[1] Nu kwam onmiddellijk DE WAARD naar me toe en zei: 'Heer, geldt dat ook voor ons heidenen?"
[2] IK zei: 'Jazeker! Want er is slechts één God en Heer; Hij wil alle mensen gelijk opgevoed hebben, en Ik ben naar deze wereld gekomen om ook de heidenen de poort naar het licht en het leven te openen. En ooit zal de tijd aanbreken, en het is eigenlijk al zover, dat het licht van de joden genomen en aan de heidenen gegeven zal worden"
[3] Toen sprak DE WAARD: 'Heel goed, Heer en Meester, het is goed dat ik dat nu weet; ik zal mijn mensen ertoe aansporen dat ze bij Uw leer blijven en ernaar zullen handelen. Want ik heb nu door met wie ik te maken heb! U bent een God en geen mens; want Uw daden zijn nog nooit door een mens verricht, en woorden zoals U ze hebt gesproken zijn ook nog nooit uit de mond van een mens gekomen. Dit alles is slechts een God mogelijk!
[4] Maar nu heb ik nog een verzoek aan U, die nu een ware God voor mij bent geworden. Zie, wij hebben in deze plaats een groot aantal kinderen en ik denk dat wanneer U hen zegent op Uw waarlijk almachtige wijze dit later voor hen als volwassenen van groot zedelijk nut zal zijn! Heer, en -ik zeg -mijn God, heb ik een juiste wens aan U gericht?"
[5] IK zei: "Wel, ga dan en laat de kleinen tot Mij komen!"
[6] Hierop zond de waard snel zijn vele dienaren door de hele plaats om allen te verkondigen dat ze hun kinderen bij hem moesten brengen, waar de wonderbaarlijke Heiland hen zou zegenen en sterken.
[7] Kort daarna werd er een groot aantal kinderen bij Mij gebracht, opdat Ik hen de handen zou opleggen en het zegen gebed over hen zou uitspreken.
[8] Daar de kinderen drongen om bij Mij te komen, omdat enkele levendige kinderen het eerst bij Mij wilden zijn, spraken de leerlingen hen op barse toon toe vanwege hun onfatsoenlijke dringen en wezen ze terecht. (Matth. 19,13) Toen werden de kleintjes schuchter en durfden niet meer bij Mij te komen.
[9] Maar IK vermaande de leerlingen en zei tegen hen: 'Ach, laat deze kleintjes toch; want hun behoort het hemelrijk!" (Matth. 19,14)
[10] Daarop moedigde Ik de kleintjes aan om zonder angst en schuwheid bij Me te komen. Toen kregen ze weer moed en snelden naar Mij toe. Ik legde hun allen Mijn handen op en zegende hen.
[11] Nadat deze handeling was voltrokken, ging iedereen na bedankt te hebben weer naar huis. (Matth. 19,15)
[12] DE WAARD kwam nogmaals naar Me toe en zei: "Heer en Mijn God! Zou U mijn huis de grote genade willen bewijzen om nog enkele dagenweken of maanden hier te verblijven?"
[13] IK zei: 'Zolang je je aan de leer houdt die je van Mijn leerlingen hebt vernomen, zal Hij die je in Mij God noemde, bij je verblijven; maar wanneer je deze nieuwe leer verlaat in je geloof en je handelen ernaar, zal ook jouw God je verlaten. Maar Ik, die nu ook nog wat betreft Mijn lichaam een mens ben, moet nu spoedig van hier vertrekken; want met Farizeeën onder één dak te wonen zou niet bijzonder goed zijn -noch voor de ene, noch voor de andere partij.
[14] Ik heb nu ongevraagd jouw huis en deze hele plaats zeker een grote weldaad bewezen! Gedenk deze dag, en als jullie weer door een of andere nood bedrukt worden, roep Me dan vol vertrouwen in je hart, dan zullen jullie geholpen worden!"
[15] Hierop stonden we snel op en trokken weg uit deze plaats.
«« 257 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.