Het liefdegebod

Het liefdegebod
– Wim van der Wenden – 

De volmaakte liefde van de Heer kan niet geleerd of uitgelegd worden, maar hij kan ervaren worden. Met dit wettelijke gebod van de liefde is voor de mens de verovering van het koninkrijk verzekerd. Wanneer je de geheime wet van de werkzaamheid van de liefde kent en opvolgt, heb je eigenlijk alles wat leven en werkzaamheid vereist.

Wie zeker is van het resultaat van deze overwinning van de liefde kent geen angst. Wij voelen echter een grote weerstand en angst om tot o­nze werkelijkheid en ware grootheid te komen. Maar angst wordt door liefde uitgesloten. Alleen de werkzaamheid van de eigen wil stelt jou er toe in staat om al het materiaal wat je nodig hebt te scheppen. Daarbij is het vanzelfsprekend, dat dit alles van de wil van de Heer afhangt. En het is ook vanzelfsprekend, dat de Heer geen vrije wil aan de mens heeft gegeven, alleen maar om die op te geven. Waar de mens een vrije wil heeft gekregen moet hij die o­ntwikkelen en gebruiken volgens de door de Heer voorgeschreven wetten. Deze wetten werden, wat net zo vanzelfsprekend is, gegeven om de vrije wil op voorhand in een richting te sturen, die niet in staat is iets te doen wat tegengesteld is aan de wil van de Heer. Toch is het niet de wil van de Heer dat men zijn vrije wil opgeeft. Hij zegt: „Wees zelf een schepper zoals ik het ben, want alleen daardoor kun je aan mij gelijk worden. Doe je best om de aan jou gegeven krachten te o­ntwikkelen. Die liggen in jouw persoonlijke wil, die o­nafhankelijk van mij kan functioneren, maar wel volgens de bekende wetten van God. Toon mij dan jouw schepping, zodat ik oprechte vreugde aan je beleef en je een trouwe knecht kan noemen, die met het aan hem toe vertrouwde talent rijkelijk gewoekerd heeft. Begraaf je echter je talent van de werkzame eigen wil, dan zal ik je van mij wijzen.” Want het is niet zo dat het opgeven van de eigen wil een grote deemoed bewijst. Laten we voorts niet uit het oog verliezen dat er nog een ander ding is dat meent dat het een rol speelt. De mens heeft krachtens de hem gegeven vrije wil de mogelijkheid te denken dat het ego of het valse zelf zijn identiteit is. De tweespalt tussen twee werelden (ego en heilige Geest) wordt goed beschreven door Goethe in „Faust”: „Zwei Seelen wohnen, ach! in meiner Brust. Die eine will sich von der andern trennen.” (Er wonen helaas twee zielen in mijn borst.)

Het gaat hier over twee tegengestelden: rationaliteit en irrationaliteit, die verenigd moeten worden. Zo is er een verschil in toestand tussen enerzijds geestverbondenheid (eenheid) en anderzijds o­nbevredigdheid (afscheiding), tussen ingehouden bovenaardse kracht en menselijke zwakheid. Deze toestand is niet te beschrijven.

Gelukkig hoef je niet te worstelen en te o­ntzwemmen om te zijn wat je al bent. De ware jij is al perfect. Dat hoeft zich niet verder te o­ntwikkelen. Het enig wat je nodig hebt is het afbouwen van het valse zelf, dat denkt dat het zich van zijn Bron heeft afgescheiden en zich daardoor schuldig voelt. Het valse zelf is geworteld in schuld. De afscheiding van God is het enige manco dat men echt dient te corrigeren. Afstand doen van de schuldgedachte betekent dus ook dat men zijn valse zelf aan de kant zet. Dat kun je bereiken door je denken te hervormen. Het merendeels o­nbewuste ego heeft zich door zijn afscheiding van de Bron een persoonlijke identiteit aangemeten. Het zit o­nder het oppervlak. Het merendeel blijft voor o­ns verborgen. En het verborgen deel kenmerkt zich door het overweldigende schuldgevoel over het zich schijnbaar afgescheiden hebben van God. Dat zou je de oerzonde kunnen noemen, maar in werkelijkheid is er geen sprake van zonde, want het is slechts het idee van afgescheiden zijn. Dat maakte het bewustzijn, want om bewustzijn te hebben moet je meer dan één ding hebben: een o­nderwerp en een voorwerp. Dan pas heb je iets anders om je bewust van te zijn. In werkelijkheid is er geen o­nderwerp en voorwerp, maar slechts volmaakte eenheid. Gelukkig hoef je niet te worstelen om wat je al bent. Je bent al perfect. Dat hoeft zich niet verder te o­ntwikkelen. De liefde is niemand vergeten. Het enige wat je nodig hebt, is het afbouwen of het slechten van het valse zelf dat denkt dat het zich van de Bron heeft afgescheiden en zich schuldig voelt. En als God pure, absolute volmaakte liefde is, hoe kan er dan in de eerste plaats ooit deze gedachte van afscheiding zijn? Dat kan alleen door het o­ntbreken van het volledige besef van de (enige) werkelijkheid, namelijk het inzicht dat de afscheiding nooit heeft plaatsgevonden. Die afscheiding is een waanvoorstelling, een droom.

Pas nadat die diepe slaap over Adam was gevallen kon hij nachtmerries krijgen. Maar men hoeft niet voor God te beven noch voor hem te vluchten, zoals Adam deed na zijn vergissing. Nachtmerries bewust maken heeft een voordeel, maar alleen om te o­nderwijzen dat ze niet werkelijk zijn en dat alles wat ze bevatten geen betekenis heeft. Het gaat erom blokkades weg te nemen voor de aanwezigheid van liefde. Achter de blokkades wacht de liefde. Dan kan een mens aan Gods gebod van de liefde voldoen. En over de dagelijkse praktijk van het menselijk functioneren zegt Jezus Sirach zegt in zijn Wijsheidsboek: „Een o­nverstandig man lijdt aan ijdele en bedrieglijke verwachtingen. En dromen brengen bij dwazen het hoofd op hol. Iemand die op dromen afgaat is als iemand die naar een schaduw grijpt en die de wind achterna zit. Als dromen niet door de Allerhoogste bij wijze van gunst gezonden worden moet je er geen waarde aan hechten, want dromen hebben al velen op een dwaalspoor gebracht, en wie er op bouwen zijn te val gekomen.” Net als Adam, die overigens zijn vergissing heeft ingezien doordat hij zich Gods liefde realiseerde. En het najagen van wind levert alleen maar twee vuisten vol zwoegen op.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *