Naar Nazareth. Ongeloof verhindert de wonderen. (3/4.11.1851)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 105 / 242 »»
[1] Nu voeren wij rechttoe rechtaan naar Nazareth, want Ik had Mij voorgenomen nu weer eens een keer Nazareth te bezoeken en thuis wat uit te rusten en dan ook voor de zeer ongedurige Nazareeërs het licht der waarheid te ontsteken!
[2] De terugvaart duurde echter wat langer dan de heenvaart, en velen kregen honger. Maar Ik gaf hen kracht en ze voelden een wonderbare verzadiging, en sommigen zeiden: 'Niet te geloven, één inademing is als brood en een tweede smaakt als wijn!' Zo bereikten wij vroeg in de volgende morgen de oever. Vanaf de oever tot aan Nazareth was het nog ongeveer twintig landwegen gaans, en wij gingen dus vlug verder en bereikten snel de stad Nazareth. Ondertussen verzorgden de knechten van Petrus zoals gewoonlijk het schip en voeren naar huis.
[3] Wij waren echter geland aan de algemene landingsplaats en daar waren al veel mensen verzameld; voor een klem deel waren dat mensen, die vanwege hun zaken de zee in alle richtingen moesten bevaren, en de meeste anderen kwamen uit de omstreken, zelfs van Jeruzalem, naar de markt van Nazareth; want er was op dit moment juist een grote markt in deze stad.
[4] Toen op de landingsplaats bekend werd, dat Ik met het schip van Petrus aangekomen was, gingen ook diegenen, die over zee hun zakenreizen wilden maken, mee terug naar de stad, en zodoende trok er een grote volksmenigte met Mij mee naar Nazareth.
[5] Maar Ik en Mijn leerlingen gingen naar Mijn huis, dat wil zeggen nu het huis van moeder Maria, die thuis was met de drie oudste zonen en de vier maagden, die vroeger in Jozefs tijd, toen Ik nog een kind was, als kind waren aangenomen en opgevoed.
[6] Maria en alle huisgenoten gingen nu aan het werk en maakten een overvloedig ontbijt voor ons allen klaar, dat wij echt nodig hadden, speciaal de leerlingen, omdat die een hele dag en een hele nacht haast niets gegeten hadden. De maaltijd was snel klaargemaakt, en we gingen zitten en aten en dronken. Na het maal spraken wij onze dank uit en stonden op en gingen de stad in, om daar wat naar het doen en laten van de mensen te kijken. We konden echter nauwelijks het huis uit vanwege al het volk, dat voor het grootste deel uit nieuwsgierigheid, voor een ander deel uit onbehoorlijk spionage oogmerk en slechts voor een zeer gering deel uit nood en hulpbehoevendheid, zich om het huis gelegerd had.
[7] Toen wij voor het huis kwamen, vroegen enige Farizeeën en schriftgeleerden uit Jeruzalem, of Ik hier geen wonderen en tekenen zou doen. Maar Ik zei hen heel ernstig en beslist: 'Neen, door uw ongeloof is dat hier niet mogelijk!' Na dit besliste neen begon men zich te verspreiden, en een paar mompelden en fluisterden elkaar in het oor: 'Hij is bang voor de heren uit Jeruzalem en durft niet.' Anderen zeiden: 'Hij heeft zijn tovermiddelen zeker niet bij zich.' Weer anderen zeiden: 'Hij doet hier niets vanwege zijn landslieden; want hij zal wel weten, dat hij bij hen niet erg hoog aangeschreven staat!' Onder zulke en gelijksoortige opmerkingen verstrooiden ze zich, en binnen enkele ogenblikken was er geen mens meer bij het huis van Maria, de moeder van Mijn lichaam, en we hadden meteen ruimte genoeg om naar de stad te wandelen.
[8] Wij bezochten daar een synagoge, waarin iedere Jood die dat wilde, voor drie schriftgeleerden, die op een verhoging zaten, mocht spreken en ook allerlei bezwaren inbrengen, die hij, of met hem een hele gemeente, gegrond achtte tegen de door Jeruzalem plaatselijk aangestelde priesters en schriftgeleerden.
[9] Toen we de synagoge ingingen, zei Simon van Kana heimelijk tegen Mij: 'Heer, wij kunnen toch ook wel wat inbrengen!? We zouden echt klachten genoeg hebben!'
[10] Ik zeg: 'Mijn vriend! Op het goede moment de waarheid spreken is juist en goed; maar op het goede moment zwijgen is nog beter! Je kunt proberen wat je maar wilt, maar je zult uit ijzer toch nooit goud maken en uit leem geen zilver! Deze soort, die hier voor het geven van raad en om te luisteren zit, ziet er inwendig heel anders uit, dan wat de buitenkant Iaat zien; uitwendig is ze een lam en inwendig een verscheurende wolf!
[11] Denk je dat zij hier zitten te luisteren om na de vernomen bezwaren van het volk de gevraagde verlichtingen aan te brengen? O, dan zou je je erg vergissen!
[12] Deze soort zit hier alleen maar met vriendelijke gezichten naar het volk te luisteren, om het uit te horen hoe het denkt over het priesterdom. Geloof Mij maar! Vandaag word je vriendelijk aangehoord, en morgen sluiten ze je in de gevangenis op en tuchtigen je een vol jaar met roeden! Want deze priesters zijn allemaal net als de raven en de kraaien, die pikken elkaar ook nooit met de scherpe punt van hun snavel de ogen uit.
[13] Daarom gaan we hier alleen maar zitten luisteren en opletten of, en in hoeverre, en op wat voor manier daar over ons gesproken wordt. We vallen hier niet op, en gesteld dat ze ons zien, dan zullen ze ons toch niet zo vlug herkennen, en zo kunnen wij hier goed luisteren en rekening houden met wat we horen.' -Simon van Kana ging hiermee akkoord en we gingen in een wat donkere hoek van de synagoge zitten en luisterden naar alles, wat daar naar voren gebracht werd.
[14] Mensen, die alleen maar voor zichzelf kwamen, en ook wel afgevaardigden voor hele gemeentes, brachten een aantal ten hemel schreiende klachten tegen de priesters naar voren en werden heel vriendelijk aangehoord.
[15] Nadat het volk al haar klachten geuit had, en de drie schriftgeleerden en Farizeeën, die uit Jeruzalem gekomen waren, met de hand op het hart beloofd hadden, dat ze hun uiterste best zouden doen en de aangeklaagde priesters aan een scherp verhoor zouden onderwerpen en dat ze, als de aanklacht waar bleek te zijn, hen zouden weten te tuchtigen, stelt een schriftgeleerde met zijn vriendelijkste gezicht aan het volk de vraag, of, en wat de hier aanwezigen zoal over Mij, dat wil zeggen de beruchte opruier Jezus, weten. Want men had tot in Jeruzalem vernomen, dat hij in Galiléa nogal rond zwierf en grote tekenen deed, die nog niemand ooit voor hem gedaan had; en nu was het voor hen de vraag of dat wel waar was en wat zij en de andere mensen daar nu wel van dachten.
«« 105 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.