Nazareth. Het volk wil Jezus als koning. (21.11.1851) Bij Bethabara.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 115 / 242 »»
[1] De volgende morgen heerst er al gauw een hele drukte om het huis; want reeds bij het aanbreken van de dag komen er van alle kanten veel mensen toegestroomd, en er wordt al druk brood en melk verkocht. Alles bij elkaar veroorzaakt dat veel lawaai voor het huis, zodat men zich in huis wel wat ongerust maakt.
[2] Maar Ik zeg: 'Laten we nu eerst het morgenmaal gebruiken, dan gaan We daarna meteen naar een huis van een bekende van Mij een paar honderd meter achter Kapérnaum, zodat het hier in Nazareth wat rustiger wordt!'
[3] Terwijl Ik dat tegen de leerlingen zeg, komt Judas ook binnen en zegt: 'Broeders, van nu af aan blijf ik bij jullie! Mijn zaken zijn gedaan; want terwille van jullie heb ik ze al vandaag in plaats van morgen afgewikkeld. - Maar nu nog heel kort over iets anders: Het volk, dat met een paar duizend man hier om het huis is verzameld, wil niets meer en niets minder dan de goede Meester Jezus tot koning uitroepen! En het lijkt me toe dat dit, bij de aanwezigheid van zo veel Romeinse soldaten, wel heel sterk is af te raden! Want bij zo'n gelegenheid kun je nooit weten wat de overigens zeer menselijke Romeinen zullen doen - en dat geldt in gelijke mate voor de hogepriesters, Farizeeën en schriftgeleerden van ons volk!'
[4] Ik zeg: 'Nu, breng het morgenmaal dan maar vlug! Het is vandaag ook nog sabbat en daarom zouden er best nog meer mensen hierheen kunnen komen; we zullen dan ook maar zo vlug mogelijk weg gaan!'
[5] Aan beide zijden van het huis lag een goed omheinde tuin, waarin men alleen door een kleine achterdeur van het huis kon komen. Die deur gebruikten we dus en ontkwamen op deze manier aan de nieuwsgierige ogen van de duizenden, waarvan meer dan driekwart slechts door sensatiezucht werd gedreven, en zich alleen maar eens wilde vergapen aan wonderbare gebeurtenissen.
[6] Toen we echter met ongeveer honderd mensen ongezien waren ontkomen aan de menigte, die voor het huis nog steeds wachtte tot Ik met de leerlingen naar buiten zou komen en daar mogelijk weer een wonder zou doen of een toespraak zou houden, waarbij ze Mij dan, volgens het plan van velen onder hen, tot Koning der Joden uit zouden roepen, kwam er een dienstmaagd uit Mijn huis naar de menigte toe en vroeg aan een man, die ze erg aantrekkelijk vond, wat al die mensen nu eigenlijk hier zochten. En de man zei: 'Wij zijn hier, om Jezus, de machtigste der machtigen en de wijste der wijzen, tot Koning uit te roepen! Want wij waren er bij, toen zee en wind Hem gehoorzaamden en de verschrikkelijkste menselijke en geestelijke duivels voor Hem moesten vluchten! Hij is stellig de beloofde gezalfde van God, die zou komen om het volk van God te verlossen van het harde juk van de tirannie van Rome! Daarom is het nu de tijd, om Hem uit te roepen tot de door alle Joden erkende en aanbeden Koning van Gods volk! Wel, daarom zijn wij hier! -Wat doet Hij eigenlijk zolang in huis, dat Hij niet even naar ons hier buiten komt?!'
[7] De dienstmaagd zegt: 'Dan wachten jullie hier voor niets; want Hij is al vroeg naar de omgeving van Kapérnaum gegaan, waarschijnlijk naar een zieke; en al zijn leerlingen zijn bij Hem. Zoals je nu begrijpen zult, wacht je dus voor niets op Hem.'
[8] Daarop vraagt de man haar of ze ook weet naar welk huis Hij ging. De dienstmaagd zegt dat ze dat jammer genoeg niet weet, net zo min als iemand anders in het hele huis; want Ik had niemand verteld naar welk huis Ik ging.
[9] Na dit antwoord ging de man het huis in om zich te overtuigen van wat de dienstmaagd gezegd had, en omdat hij in het huis niemand vond behalve de paar mensen die Maria hielpen bij het schoonmaken van het kook en tafelgerei, ging hij weer naar buiten en vertelde daar aan iedereen, dat Ik, zonder nadere aanduiding, naar een huis in Kapérnaum gegaan was om een zieke te genezen.
[10] Zodra de menigte deze mededeling hoort, breekt iedereen op en roept: 'Op naar Kapérnaum! Daar zullen we wel verder navraag naar Hem doen, en het huis vinden waarheen Hij is gegaan!'
[11] Allen, behalve een klein aantal Nazareeërs, gaan nu op weg naar Kapérnaum, en Mijn huis is verlost van het grote volkskampement.
[12] Maar niet lang daarna is het de beurt aan de mensen van Kapérnaum om grote ogen op te zetten, wanneer ze de volksmenigte de stad in zien komen. De Romeinse overste stuurt er meteen een aantal krijgsknechten op af en laat hen vragen, wat die menigte in Kapérnaum komt doen, want het was sabbat en op deze dag, waarvoor de overste de zorg had dat die geheiligd werd, was er echt geen markt of een ander evenement.
[13] De ondervraagden zeggen echter: 'Wij zoeken Jezus van Nazareth, want wij hebben gehoord dat Hij hier is.'
[14] De overste laat hen dan zeggen, dat Jezus Zich niet in Kapérnaum, maar in de buurt van Bethabara bevindt, waar Hij al een paar uur geleden heen was gegaan.
[15] Op dat bericht gaat de menigte snel naar Bethabara. Maar langs de weg tussen de beide plaatsen aan de Galilese zee ontdekken de leiders van de menigte een andere grote groep mensen bij een huis; ze gaan erheen en vragen wat er aan de hand is. En men zegt hen, dat Ik in het huis ben.
[16] Die mededeling maakt dat het huis meteen aan alle kanten omringd wordt, en de mensen overleggen onder elkaar, en men maakt aanstalten om Mij tot Koning uit te roepen. Maar dan bewijst de overste Mij een goede dienst en zendt uit Kapérnaum een heel legioen soldaten, dat de grote menigte alleen maar behoeft te bewaken. En men laat daarom het planvaren.
[17] Door al die drukte aangelokt komen er echter ook een aantal Farizeeën en schriftgeleerden, deels uit Jeruzalem maar op dit ogenblik in Kapérnaum verblijf houdend, en deels ook uit Nazareth en uit de omgeving, tesamen met de priesters en schriftgeleerden uit Kapérnaum, speciaal voor Mij naar dit huis. Ze hebben van Jaïrus gehoord hoe Ik zijn dochtertje, waarvan boven alle twijfel verheven vast stond dat ze dood was, weer levend gemaakt heb. Het volk maakt ruimte voor hen, zodat ze bij Mij in het huis kunnen komen.
[18] En als ze Mij in het huis aantreffen, vuren ze direkt een groot aantal vragen op Mij af. Ik verwijs hen echter allemaal naar Mijn leerlingen en zeg: 'Dit zijn Mijn getuigen; zij weten overal van, stel uw vragen maar aan hen!'
[19] En de Farizeeën en schriftgeleerden bestormden nu de leerlingen, en de leerlingen gaven hen zeer goed passende antwoorden.
«« 115 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.