Kis. Weerzien met Jaïruth en Jonaël. (1.6.1852)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 195 / 242 »»
[1] Nadat we dit met elkaar besproken hadden, bereikten we ook de oever, en wel juist bij de landingsplaats van Kisjonah, waarvandaan men meteen door een grote en mooie tuin in de zeer ruime gebouwen en woonhuizen van Kisjonah kwam, waarin alles al voor onze ontvangst gereed was. Want Kisjonah had in het huis van Baram al in 't geheim van Mij gehoord dat Ik weer bij hem zou terugkomen, en zodoende had hij door middel van een kleiner vaartuig direkt boden met een bepaalde opdracht naar huis gestuurd.
[2] Maar wie troffen we daar ook aan? - Jaïruth, de rijke koopman uit Sichar, die het oude slot van Ezau bewoonde en bezat, en Jonaël, de reeds bekende opperpriester uit dezelfde stad; beiden waren door de engel, die bij Jaïruth was, daarheen gebracht; want zij hadden heel belangrijke zaken met Mij te bespreken. En dat was dus werkelijk een heel aangename, echt hemelse verrassing.
[3] Toen deze twee Mij zagen, werden zij innerlijk zo blij, dat ze geen woord over hun lippen konden krijgen; zij legden hun van diepe ontroering en vreugde bevende handen op hun borst en begroetten Mij zo in alle liefde van hun hart.
[4] Ik zei echter tegen hen: 'Mijn beste vrienden en broeders! Vermoei je tong niet; want één woord van je hart telt bij Mij meer dan duizend nog zulke mooie woorden die de tong spreekt terwijl het hart er vaak niet veel van weet!
[5] Bekom eerst van je verre en moeilijke reis; daarna zal Ik je pas vertellen wat je thuis moet doen tegen de door de orthodoxe Samaritanen naast jou, beste Jonaël, aangestelde opperpriester voor de nietszeggende, blinde dienst op Garizim. Maar, zoals Ik al zei, jullie hebben voor alles rust en herstel nodig, houdt je daar dus eerst mee bezig!
[6] Broeder Kisjonah, zorg jij voor verfrissingen en maak gebruik van de dienaar van deze twee uit Sichar hierheen gekomen vrienden; want die is niet moe, en hij zal je snelle en goede diensten verlenen en kent je huis al zo goed, alsof hij al vele jaren bij jou in dienst was. Maak dus maar onbezorgd gebruik van hem en Iaat jouw vermoeide mensen ook een poosje rusten; de dag loopt al wel op z'n eind, maar je huishouden zal er niet onder lijden als de vermoeiden vandaag eerder dan anders rust nemen, want deze dienaar zal ze allen goed vervangen.'
[7] Kisjonah zegt: 'Heer, dat alle dingen bij U mogelijk zijn, daar ben ik vast van overtuigd en daarover heb ik helemaal dezelfde mening en hetzelfde geloof als onze jonge Farizeeër Ahab; maar hoe deze heel teer gebouwde jongeman, die eigenlijk nog maar een knaap is, die grote hoeveelheid werk kan verrichten en ons allen zal bedienen, terwijl we toch met een paar honderd mensen hier aanwezig zijn, dat is, Heer, hoewel ik er niet in het geringste aan twijfel te raadselachtig voor mij!',
[8] Ik zeg: 'Vriend je hebt hier te weinig melk, kaas en boter; maar boven op je berg heb je een grote voorraad. Laat deze knaap eerst je hele voorraad van de berg halen; het is beter, dat je de voorraad hier hebt dan boven in de bergen, waar vannacht een horde wilde Scythen zal passeren op zoek naar buit.'
[9] 'Ah', zegt Kisjonah, 'nu gaat me een licht op! Deze knaap is er zeker net zo een, als die drie die ons op de bergtop gediend hebben?' Ik antwoord: 'Jawel, maar vraag en raad nu niet langer, anders wordt het te laat!'
[10] Dan gaat Kisjonah vlug naar de jongeman en brengt hem op zijn vriendelijkste manier zijn wens over. De jongeman geeft ten antwoord: 'Beste vriend van mijn Heer en God, maak u maar niet druk; in een paar ogenblikken is alles in orde, want bij mij is hier en daar en overal een en hetzelfde, en hoewel ik een van de zwaksten ben, moet onder het geweld van mijn voeten toch de hele aarde beven!'
[11] Kisjonah was geweldig verbaasd over zo'n uitspraak en kon zich beslist niet voorstellen wat dat betekende en hij merkte van pure verbazing nauwelijks, dat de jongeman bij de laatste woorden de kamer verliet om zijn opdracht uit te voeren.
[12] Kisjonah was nog lang niet bekomen van zijn verbazing en wilde Mij net vragen, hoe dat mogelijk zou zijn, toen de jongeman heel soepel weer voor hem stond en glimlachend zei: 'Wel, u staat er nog over na te denken hoe dat mogelijk zou zijn, en het is allemaal al gedaan! Zelfs dat, waarvoor uw ijverige schrijvers geen gelegenheid hadden om in de dag en rekeningboeken te boeken, vanwege de drukte aan de tol, heb ik gauw nog verholpen -zodat ze nu helemaal vrij zijn en klaar met hun werk!'
[13] De geheel verblufte Kisjonah weet nu helemaal niet meer wat hij hiermee aan moet, en zegt heel verwonderd: 'Maar mijn beste, hoe is dat mogelijk?! Terwijl je nog maar net de kamer verlaten hebt, beweer je nu dat je al meer gedaan hebt dan waartoe al mijn mensen zo hard mogelijk werkend in een week in staat zijn? Dat vind ik toch wel een beetje te ongelofelijk! Daarvoor zou je minstens duizend handen moeten hebben en zo snel moeten zijn als de bliksem?!'
[14] De jongeman antwoordt: 'Wel, ga dan naar buiten en overtuig u zelf overal van!'
«« 195 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.