Engelenwerk.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 196 / 242 »»
[1] Dan gaat Kisjonah naar de voorraadkamers en vindt daar de hele voorraad melk, kaas en boter allemaal ordelijk op de juiste plaatsen opgeslagen, en hij gaat in de schuren en vindt ze vol; want ook het te velde staande rijpe gewas was binnengehaald. Vervolgens gaat hij de grote stallen van de runderen, de schapen en ezels binnen en vindt daar alles keurig in orde! Ook gaat hij naar zijn grote rechthuis, kijkt in de boeken en vindt overal alles helemaal in orde en hij controleert de geldladen en vindt ze allemaal vol; dan snelt hij naar het grote kookhuis en vindt daar alles goed en in de juiste hoeveelheid en gevarieerdheid gekookt en klaar en hij vraagt de koks en kokkinnen, hoe dat allemaal in zijn werk gegaan is. Maar deze wisten hem niets anders te zeggen dan: 'Er kwam een mooie jongeman in de keuken en zei: 'Zet de spijzen klaar in de schotels; want ze zijn allemaal al gereed!' Daarop onderzochten wij de spijzen, en het was, zoals de jongeman gezegd had, die ons meteen weer verliet. Proef zelf de spijzen, en u zult zien dat het zo is!'
[2] Kisjonah proeft de spijzen en merkt dan, dat zijn koks en kokkinnen de zuivere waarheid gesproken hebben. Dan gaat hij weer in de grote kamer waar Ik was, en de jongeman vraagt hem: 'Wel, Kisjonah, ben je over mij tevreden?'
[3] Kisjonah antwoordt: 'Er is al veel wonderbaars in mijn huis gebeurd; het was voor mij alleen maar te begrijpen door in mijn hart hardop te zeggen: Bij God zijn alle dingen mogelijk! Maar toch is dat het onbegrijpelijkste! Om werk, dat anders een hele dag hard werken gekost zou hebben, door de machtige hand van een met Gods geest vervulde mens, zo gezegd in een oogwenk te verrichten, dat is nog te begrijpen; maar het is heel wat anders om honderd werkzaamheden op ver van elkaar gelegen plaatsen door een menselijk wezen in een en hetzelfde ogenblik te laten verrichten, en dat is door een sterfelijk mens ondanks al zijn begrip en zijn scherpe verstand beslist niet te begrijpen, en ik kan daarover weer niets anders zeggen dan: Heer, wees mij arme zondaar genadig en barmhartig; want ik ben het nooit waard dat U onder mijn dak komt wonen!'
[4] Maar Ik zeg tegen Kisjonah: 'Houd nu toch eindelijk eens op je zo te verbazen, en laat je mensen nu de spijzen binnenbrengen; want we hebben allemaal al behoorlijk honger .
[5] Als dit je al zo bijzonder verbaast, wat zul je dan wel zeggen, als Ik je in alle waarheid zeg, dat op de gehele aarde slechts één engel aangewezen is om te zorgen voor de groei van alle grassen, alle struiken en bomen, ieder naar zijn aard, en de voortbrenging van de grootste verscheidenheid aan vruchten, en voor alle dieren in het water, de lucht en op de aarde?! Dat zal dan voor jou ook wel niet te begrijpen zijn, maar toch is het zo en gebeurt het zo! Wees dus maar niet zo verbaasd, maar ga en laat de dienaren ons de spijzen brengen!'
[6] Dan vraagt Kisjonah: 'Heer, mijn enige liefde en leven, wat zou U er van denken, om toe te staan dat deze wonderbare jongeman ons bij het binnenbrengen van de grote hoeveelheid spijzen helpt; want mijn dienaren kost dat wel een uur!'
[7] 'Goed', zeg Ik, 'laat hem je maar helpen, maar houd op met al die overmatige verbazing; want je weet, dat bij God alles heel gemakkelijk mogelijk is!'
[8] Met dit antwoord is Kisjonah helemaal tevreden, en hij vraagt aan de hem steeds zeer welwillend vriendelijk aanziende jongeman, om de spijzen uit de keuken op de reeds gereedgemaakte tafels te helpen brengen.
[9] De jongeman zegt: 'Maar, beste vriend, doe niet zo verbaasd! Kijk eens naar de tafels! Toen u nog bezig was om aan de Heer der heerlijkheid te vragen of ik helpen mocht, gebeurde het reeds. Maar waar is uw wijn?'
[10] Kisjonah kijkt vluchtig over de tafels en verbaast zich inwendig, maar zegt dan: 'Werkelijk, we zouden de wijn haast vergeten hebben! Wil je zo vriendelijk zijn, deze ook nog voor mij uit de grote kelder te halen?'
[11] 'Kijk!', zegt de jongeman, 'Het is allemaal al weer in orde, de wijn staat in de juiste hoeveelheid naast de spijzen op de tafels.'
[12] Kisjonah overziet de veertig grote tafels, die in de grote eetzaal aangericht en zeer goed voorzien zijn, en er ontbreekt niets; stoelen en banken staan sierlijk opgesteld en er staan ruim voldoende lampen voor de verlichting tijdens de avondschemering op alle tafels en ze branden reeds met zuivere vlammen en geven een helder licht!
[13] Als Kisjonah dat alles zo in zich opneemt, raakt hij inwendig vol verwondering en zegt na een poosje: '0 God, o God, Jezus, mijn eeuwige liefde! Als dat zo doorgaat, verheffen al mijn huizen zich vandaag nog en wordt al het hout en gesteente daarin nog levend!' -En zich tot de jongeman wendend zegt hij: 'Vriendelijk jong mens of engel, wat je ook bent of hoe men je ook noemt, leg mij nu toch eens heel globaal uit, hoe je dat kunt!'
[14] De jongeman antwoordt: 'U bent wel erg nieuwsgierig; maar ik kan u alleen maar zeggen, dat ik zonder Hem, Die nu bij u in deze wereld woont, niets kan doen; Hij is Degene, Die al zulke dingen doet! Hoe Hij dat alles doet, moet u dus aan Hem vragen; want de kracht om deze dingen te doen is niet van mij, maar van de Heer die Zijn onderdak bij u kiest. Ga en vraag het dus aan Hem!'
[15] Kisjonah zegt: 'Beste vriend, dat weet ik wel; maar ik wilde alleen graag iets weten over de manier waarop zoiets tot stand gebracht wordt. Je moet toch een beweging maken!? Dat moet dan toch wel erg snel en zeker gaan! Want daarmee vergeleken heeft de bliksem toch heel duidelijk een slakkengangetje! Ah, ah, ik moet er niet aan denken! Als je voor dat alles ook maar honderd momenten gebruikt had, dan was dat alles toch nog eerder te begrijpen; maar om zo -zonder merkbaar tijdsverlies zo veel te doen, en dan ook nog zeer ordelijk, dat tilt me nu boven mijn geijkte denkpatroon uit en daardoor durf ik van pure eerbied en bewondering nauwelijks meer adem te halen!'
[16] Ik zeg tegen Kisjonah: 'Wel, vriend, is je verbazing nog niet verdwenen? Ik vind, dat we nu maar eens aan tafel moeten gaan en daarna praten over de verdere punten van de almacht van God en diens vastbesloten liefde en wijsheid!'
[17] Kisjonah zegt: 'Heer, vergeef mij! Door al die verwondering zou ik bijna vergeten waarvoor de spijzen en dranken op de tafels staan; ik nodig U en al de Uwen uit om aan tafel te gaan! Maar waar is Uw moeder Maria, met de meegekomen en kennelijk bij U behorende zusters, dan kan ik ze halen voor het avondmaal?'
[18] Ik zeg: 'Vraag dan eerst naar je vrouwen je dochters! Waar die zijn, daar is ook de goede Maria met de dochters van Jozef, Mijn overleden aardse pleegvader. Zij zijn nu druk met elkaar bezig, om vandaag nog alles te bekijken, waar ze beslist morgen, overmorgen en daarna nog tijd genoeg voor zullen hebben! Onze jonge en vlugge dienaar zal ze allemaal wel halen en hierheen brengen, en maak jij je daar dus maar niet druk over!'
«« 196 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.