Onbegrip voor de beeldspraak der bergrede.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 41 / 242 »»
[1] De opperpriester zegt: ' Ja, ja, U kunt daarmee wel gelijk hebben, en ik wil en kan bij voorbaat ook niet bestrijden of, hoe en wat voor geestelijke zaken er zich in Uw gebruikte beeldspraak bevinden; maar dáárin moet U me dan toch gelijk geven, dat, als ik bijvoorbeeld iemand een les geef, waarvan ik wens dat die door hem als mijn leerling begrepen en uitgevoerd zou moeten worden, ik die les toch noodzakelijkerwijs zo brengen moet, dat mijn leerling de juiste bedoeling daarvan begrijpt. Als ik nu weet dat mijn leerling mijn les naar de geest van de daarin besloten waarheid geheel begrepen heeft, dan kan ik ook geheel terecht van mijn leerling verlangen, dat hij mijn les uitvoert.
[2] Als ik iemand echter in zulke beelden een les geef, dat deze niet herkenbaar zijn, en vroeg de leerling dan aan mij: Wat betekent dat? Hoe moet ik mij om het leven brengen, om het leven te winnen? Hoe zal ik mij doden en dan dood zijnde uit de dood een nieuw, Ja zelfs een eeuwig leven verkrijgen?' - dan zal ik tegen hem zeggen: 'Kijk vriend, dat moet je zo en zo begrijpen en verkrijgen! Want Iet op, tussen het jou gegeven leerbeeld en de daaruit gepuurde waarheid bestaat deze en die geestelijke overeenkomst, en je moet je leven niet inrichten volgens het uiterlijke beeld, maar volgens het overeenkomstige innerlijke beeld!'
[3] Kijk Meester, dan zal de leerling het begrijpen en dan kan ik, zoals reeds eerder opgemerkt, geheel terecht van hem verlangen, dat hij naar de geest der waarheid van mijn leer zal handelen! Kan ik echter, zonder een dwaas te zijn, ook verlangen dat hij handelt volgens mijn harde symbolische beeld? Als ik dat in volle ernst aan mijn leerling zou vragen, dan zou ik mij voor alle denkende mensen toch wel gedragen als iemand, die water in een goed gesloten kruik droeg, terwijl een dorstige naar hem toe komt en hem smeekt, dat hij hem te drinken zou geven. De waterdrager zou hem meteen de gesloten kruik aanreiken en zeggen: 'Hier heb je de kruik, -drink!' Hij zou nu proberen te drinken, maar geen opening vinden en de drager vragen: 'Hoe kan ik daaruit drinken? De kruik is toch aan alle kanten dicht!' De drager zou tegen hem zeggen: 'Als je blind bent en de opening niet kunt vinden, slok dan de hele kruik op en dan zul je op die manier ook wel het water mee opslokken!'
[4] Zeg mij Meester, U die overigens goed en wijs bent, wat zou de dorstige tegen zo'n waterdrager zeggen?! Ik vind dat de dorstige hier toch wel het volste recht zou hebben, om zo'n waterdrager voor nar uit te schelden.
[5] Dat wil niet zeggen, dat ik U direkt voor een nar houd; maar als U zegt dat wij de geest van Uw leer door onze geestelijke blind en doofheid niet zien en begrijpen kunnen, dan is Uw leer toch net als het water in de afgesloten kruik, die in alle ernst door de dorstige tegelijk met het water opgeslokt zou moeten worden, een eis, die slechts een ontsnapte profeet uit een gekkenhuis zou kunnen stellen! - U mag erover denken, zoals U wilt! Zolang U aan Uw leer, die op menig punt veel goeds en waars bevat, geen voldoende uitleg meegeeft, blijven ik en veel verstandige denkers bij deze gedane uitspraak! Want echt, U zult nooit beleven, dat wij volgens Uw leer nu meteen zullen beginnen om handen en voeten af te hakken, en ogen uit te rukken! - Ook zullen we net als altijd werken en ons brood in het zweet ons aanschijns verdienen, en degene, die zich boosaardig aan ons zal vergrijpen, die zal zijn rechtvaardige straf niet ontlopen!
[6] Ook zullen we de dief, die een rok van ons steelt, geen mantel er gratis bij geven, maar we zullen de dief grijpen en in de gevangenis werpen, waar hem voldoende tijd gegeven zal worden om zijn slechte daad te betreuren en zijn leven te beteren! Als U een werkelijk van God afkomstige wijze bent, dan moet U ook doordrongen zijn van de heilige noodzakelijkheid van de instandhouding van de wet van Mozes, die God Zelf onder bliksem en donder aan de Israëlieten in de woestijn verkondigd heeft! Als U echter met Uw leer de wet wilt schenden, dan moet U maar afwachten, hoe U dat tegenover Jehova verantwoorden kunt!'
[7] Ik zeg: 'Ik ben echter van mening, dat het de wetgever vrij staat de wet te handhaven en deze zelf naar geest en waarheid uit te voeren, of deze ook wel onder bepaalde voorwaarden geheel op te heffen!'
[8] De opperpriester zegt: 'Dat klinkt nu heel vreemd uit Uw mond! Vanmorgen zou ik eerbied voor zo'n gezegde gehad hebben, want toen dacht ik nog heel zeker dat U werkelijk de Beloofde was! Maar n.a deze leer, die U ons nu heeft gegeven, bent U in mijn ogen een gekkenhuisklant geworden, die het leuk vindt om zijn idee-fixe als wijsheid van de beloofde Messias op te dissen. Ik zou daarom liever zien, dat U Uw harde leer uitlegde, want zonder voldoende verklaring zal geen mens deze ooit begrijpen en daarnaar gaan handelen!'
[9] Ik zeg: 'Zeg dan, wat u zo absurd vindt in Mijn leer, en Ik zal het u duidelijk maken!'
[10] De opperpriester zegt: 'Ik heb het U wel meer dan één keer gezegd; maar om U te laten zien, dat ik beslist heel billijk en gematigd ben, zeg ik U nu, dat ik alle andere punten van Uw leer aanneem als goede en wijze regels om te volgen, maar het ogen uitrukken en het afhakken van handen en voeten kan ik onmogelijk accepteren! Bedenk toch Zelf eens, of het wel mogelijk is jezelf een oog uit te rukken! Zal degene, die zichzelf een hand of een voet afhakt, daarna niet doodbloeden en sterven? En als hij dood is, wat zijn dan de vruchten van zijn verbeterde levenswijze?!
[11] Kijk, dat is het meest onpraktische punt van Uw leer, dat bij het volle verstand nooit opgevolgd kan worden! En zo er al werkelijk ooit ergens gekken te vinden zouden zijn, die zo'n leer op zichzelf toepasten, dan zouden die daar beslist niet beter van worden; want als iemand het leven daarbij niet verliest, dan zal hij vanwege de ellende, waarin deze schijnbaar van God afkomstige leer hem gestort heeft, God niet loven. Sterft hij echter, wat het waarschijnlijkste is, dan vraag ik met David: 'Heer, wie zal U in de dood nog loven, en wie zal U prijzen in het graf?!' Dus dit punt zou U ons minstens duidelijk moeten uitleggen; al het andere willen wij als een weliswaar op de spits gedreven -humane leer aannemen!
[12] Ik zeg: 'Goed, uw verzoek is billijk en Ik zeg u: Onder alle priesters na Samuël, bent u de wijste, want u heeft een goed hart, u verwerpt in de aard der zaak Mijn leer niet, maar u wilt hem alleen uitgelegd hebben; en Ik wil u daarom ook uitleg geven! Maar niet uit Mijn mond, maar uit de mond van één van Mijn leerlingen krijgt u een uitleg! Wend u daarom tot één van Mijn leerlingen, opdat het u duidelijk zal worden, dat Mijn leer op dit ogenblik al zonder Mijn verklaring begrijpelijk is geworden voor de mensen!
«« 41 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.