De wil van de Heer is de kracht van de engelen.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 64 / 242 »»
[1] Jaïruth zegt: 'Heer, als dat wat ik al enige malen door ernstig zelfonderzoek geconstateerd heb, waar is, dan lijkt het mij het beste om tenslotte alle wijnbouw op te geven en het genot daarvan in mijn huis helemaal af te schaffen. Volgens Uw mening, die ik heel juist en goed vind, kan de ware liefde ook door het ware woord, en dan met blijvend resultaat, opgewekt worden, en het boze moet daarbij zo ver mogelijk op de achtergrond blijven. Als dat zo is, stop ik meteen met.alle wijnbouw en leg mijzelf de verplichting op, om na deze hemelse Wijn nooit meer een aardse wijn te drinken! Wat zegt U van dit plan?'
[2] Ik zeg: 'Ik kan het noch loven noch afkeuren. Doe jij maar wat je het beste vindt! Als het voor je ziel goed is, dan moet je jouw betere opvatting daarover volgen! Overigens kun je, als je dat wilt, al het goede van Mij krijgen, omdat je een man bent die in het goede zeer streng en rechtvaardig is en omdat Ik het je beloofd heb.'
[3] Jaïruth zegt: 'Heer, blijft U toch samen met Uw vrienden bij mij, of geef mij in ieder geval één of twee van die jongemannen van U, zodat ze mij in de ware liefde en wijsheid kunnen onderwijzen!' .
[4] Ik zeg: 'Ik kan voorlopig met Mijn vrienden aan je goede wens met voldoen, want Ik heb in deze wereld nog veel te doen; maar twee van die jongemannen, die je zelf kunt uitkiezen, wil Ik wel bij je laten! Pas echter op dat jij en ook niemand van je familie toegeeft aan de een of andere zonde, want dan zouden ze verschrikkelijke tuchtmeesters voor je worden en weldra je huis verlaten! Want weet, dat deze jongemannen engelen van God zijn en altijd Diens aangezicht kunnen zien!' .
[5] Jaïruth zegt: 'O Heer, dat is alweer een tegenvaller! Want wie kan er Voor instaan dat hij niet één keertje per jaar in gedachten, woorden en daden zondigt?! Met een paar van die tuchtmeesters erbij, die alles weten, zou dat niet zo'n leuke geschiedenis worden! Daarom zou ik ook dit verzoek weer willen intrekken, en alles moet blijven zoals het is en was.'
[6] Ik zeg: 'Het komt in orde, je krijgt het zoals je het hebben wilt! Je bent vrij, en je wordt nergens toe gedwongen; wees daarvan verzekerd!'
[7] Jaïruth zegt: 'Nee, die jongemannen, ik bedoel deze echte engelen van God, zien er toch zo vriendelijk en aardig uit! Mij dunkt dat het onmogelijk is om in hun tegenwoordigheid een zonde te begaan. Daarom Iaat gebeuren wat gebeure, ik houd er in ieder geval twee!'
[8] Ik zeg: 'Nu dan - goed, er blijven er twee bij je en ze zullen zichtbaar in jouw huis aanwezig zijn zolang ze het naar hun zin hebben! Mijn vriend Jonaël zal je naderhand zo precies mogelijk Mijn leer uitleggen. Zolang jij en je gehele huis zich daaraan zullen houden, zullen ze bij je blijven en je in alles dienen, en je huis voor ieder ongemak beschermen; als je daar echter van afwijkt, dan zullen ze jou en jouw huis verlaten.'
[9] Jaïruth zegt: 'Goed dan, daarbij blijft het! Wijn zal er in mijn huis door niemand meer gedronken worden, en met de bestaande voorraad wil ik de Romeinen de reeds vermelde tienjarige belasting voor de armen van deze omgeving betalen. Maar de druiven, die in mijn wijngaard groeien, zal ik drogen en dan eten als een heerlijke zoete vrucht, en wat te veel is verkopen! Is dat zo goed?'
[10] Ik zeg: 'Volkomen! Alles wat je zult doen uit liefde voor Mij en je naasten, die je broeders zijn, dat zal goed en juist zijn gedaan!'
[11] Hierna kies Ik meteen twee jongemannen uit, stel ze aan Jaïruth voor en zeg: 'Vind je deze beiden geschikt?' Jaïruth, die alleen al vanwege hun aanblik in de zevende hemel is, zegt: 'Heer, als U vindt dat ik de genade waard ben, dan ben ik daar tot in het diepst van mijn hart mee tevreden; ik ben mij echter erg bewust van mijn onwaardigheid voor het bezit van zo'n hemelse genade. Maar ik zal van nu aan mijn uiterste best doen, om die genade meer en meer waard te worden; en op die manier onderga ik dan Uw voor mij steeds heiliger wordende wil!'
[12] De twee jongemannen zeggen echter: 'De wil van de Heer is ons bestaan en leven. Als die daadwerkelijk in alles wordt gevolgd, zijn wij de actiefste helpers en hebben daarvoor kracht en sterkte in overvloed, want onze macht reikt tot buiten de zichtbare schepping; voor ons is de aarde een zandkorrel en de zon een erwt in de hand van een reus, en alle wateren der aarde zijn niet in staat één haar van ons hoofd te bevochtigen, en het leger der sterren beeft voor de adem van onze mond. Maar wij hebben de kracht niet gekregen om ons daarop te beroemen tegenover de grote zwakheid van de mensen, maar om hen geheel volgens de wil des Heren te dienen. Daarom kunnen en willen wij jou ook geheel volgens de wil des Heren dienen zolang je deze in al je daden zult erkennen, aannemen en respecteren. Verlaat je echter de wil des Heren, dan verlaat je ook ons, omdat wij niets meer of minder zijn dan de gepersonifieerde wil van de Heer. Wie ons verlaat, die verlaten wij ook. Dit zeggen wij je in het bijzijn van de Heer, Wiens aangezicht wij altijd zien en aan Wiens zachte wenken, die ons onweerstaanbaar tot een nieuwe daad roepen, wij altijd gehoor geven.'
[13] Daarop zegt Jaïruth: 'Vriendelijke jongemannen! Ik begrijp en zie heel goed en duidelijk, dat jullie een kracht bezitten die voorons sterfelijken onmeetbaar is; maar ook ik kan veel, dat zelfs jullie misschien niet kunnen; ik kan mij namelijk voor laten staan op mijn zwakheid, waarin noch macht noch welke kracht dan ook aanwezig is. Maar in deze grote zwakheid van mij ten opzichte van jullie, bevindt zich toch ook een kracht, die mij in staat stelt om de wil van de Heer te herkennen, aan te nemen en te vervullen !
[14] Zeker niet in die mate zoals jullie, maar de Heer zal mij toch echt niet meer te dragen geven dan wat ik dragen kan! En zo is mijn zwakheid zeer eervol; want het is beslist de moeite waard om te beseffen, dat de zwakheid van de mens toch ook dezelfde wil des Heren doet, als jullie onmeetbare kracht en macht.
[15] En als ik tot dusver de Heer goed begrepen heb, dan zou het nog wel eens zo kunnen zijn, dat de Heer liever de in zwakheid volbrachte daad der kinderen heeft; en dat de kracht en de daden van de grote en machtige geesten des hemels uiteindelijk geleid moeten worden door de zwakte der kleine kinderen om bij de tafel der kinderen te komen! Want als de Heer Zelf tot de zwakken komt, dan veronderstel ik, dat Hij de zwakken sterk zal maken!'
[16] De jongemannen zeggen: 'Ja ja, zo is het zeker en waar! Erken dus de wil van de Heer en volg deze, dan heb je onze kracht en macht al in je, en dat is niets anders dan de zuivere wil van God de Heer! Wij hebben zelf noch kracht, noch wat voor macht dan ook, maar al onze kracht en macht is alleen maar de in ons en door ons vervulde wil van God!'
[17] Ik zeg: 'Van beide kanten is het nu wel genoeg! Wij hebben ons gesterkt en, beste mensen, nu staan wij op van tafel en vervolgen onze weg!' Dit is voor iedereen het teken om op te staan, te danken en met Mij naar buiten te gaan.
«« 64 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.