[2] En zo werd het hele arme dorp ruim voorzien van brood, graan, meel en wijn.
[3] Nadat allen de wijn hadden geproefd, gingen ze naar hun voorraadschuren en hun provisiekamers en troffen daar een zeer grote hoeveelheid graan, meel en brood aan, en de waard vond in zijn provisiekamers ook nog een flinke hoeveelheid peulvruchten, waar met name hijzelf een vriend van was.
[4] Na een klein uur kwamen allen weer naar Mij toe en wilden Mij halsoverkop voor alles gaan bedanken.
[5] Maar Ik zei met een vriendelijk gezicht: 'Laat dat bedanken met de mond, dat Ik helemaal niet aangenaam vind, maar achterwege; want de dank van jullie harten is Mij liever dan het hooglied van Salomo, door heel Israƫl met stomme harten gezongen! Ga nu en zet een flinke hoeveelheid brood en wijn op tafel, dan zullen wij ons sterken!'
[6] Toen ging de waard met zijn drie reeds bekende zoons onmiddellijk voldoende brood en wijn halen, en wij aten en dronken allemaal en sterkten onze ledematen, die moe waren geworden van de tamelijk lange reis. Ook de drie zonen, die van hun reis heel moe waren geworden en honger en dorst hadden, tastten flink toe bij het brood, dat hun buitengewoon goed smaakte, en lieten zich ook de wijn goed smaken.
[7] Toen wij ons met brood en wijn hadden gesterkt, kwamen ook de vrouw en enkele dochters van de waard, en de vrouw zei dat ze al een hoeveelheid vis op de Griekse manier hadden klaargemaakt, en ze vroeg of ze die op tafel mocht zetten.
[8] Ik zei: 'Heb maar geen schroom voor ons Joden! Wij hebben al verschillende keren Grieks en Romeins voedsel gegeten en zijn er niet onrein door geworden; want wat als voedsel, dat op een van ouds bekende manier zo zuiver mogelijk voor de mensen bereid wordt, naar behoefte en in de juiste mate via de mond in de maag komt, verontreinigt de mens niet, maar wat via de mond uit het hart komt, zoals laster, eerroof, kwaadsprekerij en allerlei leugens, vuile praat en allerlei gescheld, dat verontreinigt de gehele mens. Zet dus je op Griekse wijze toebereide vissen maar zonder schroom op tafel, vrouw, dan zullen wij daar gerust van eten!'
[9] Daarop begaf de vrouw van de waard zich direct naar de keuken en bracht verscheidene schalen met vis naar de tafel, en de kinderen brachten het benodigde eetgerei, natuurlijk van heel eenvoudig materiaal, zoals de arme inwoners van dit kleine plaatsje dat hadden.
[10] Ik deed dan ook meteen een vis op een bord van aardewerk, dat voor Mij stond, deelde hem in stukken en at hem op. Mijn oude leerlingen deden hetzelfde.
[11] De reeds bekende Joodse Grieken uit Jeruzalem en de paar leerlingen van Johannes, die bij Mij waren, durfden de Griekse vis echter toch niet te eten; en de waard vroeg Mij of zij soms zulke strenge navolgers van Mozes waren. Zij wisten immers toch heel goed wie Ik was!
[12] Ik zei: 'Dat weten ze wel en het zijn ook niet zulke strenge navolgers van Mozes; maar er zit nog menige oude ingeroeste gewoonte in hen, en daarom eten ze geen vissen die helemaal op Griekse wijze zijn klaargemaakt. Maar laat ze maar eens echt honger krijgen, dan zullen ze dergelijke vissen ook heel gretig opeten.
[13] Ik ben nu een ware Bruidegom, en zij zijn Mijn bruiden en Mijn bruiloftsgasten. Zolang Ik bij hen ben, hebben ze nog nooit gevast en honger of dorst geleden; maar als Ik, de Bruidegom, van hen weggenomen wordt, zullen ze ook heel vaak moeten vasten en honger en dorst lijden. En als ze dan naar jullie toekomen, zal jullie vis hun heel goed smaken.'
«« 126 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.