Het plan van de Farizeeën

Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)

«« 38 / 77 »»
[1] Enkelen van de Joden die tot de vrienden van Lazarus behoorden en zich het meest over het onbeschaamde optreden van de Farizeeën hadden geërgerd, waren nu naar de herberg op de Olijfberg gegaan, waar ze wisten dat de Farizeeën nog waren, omdat ze zich hun geheime leedvermaak niet wilden ontzeggen om zelf die hongerige wolven de vette hap uit hun kaken te trekken. Men kan zich gemakkelijk indenken met wat voor schrik en ongeloof het bericht door hen werd ontvangen, terwijl ze juist zwolgen in het gevoel reeds eigenaars van de herberg te zijn en zich heel heerszuchtig gedroegen tegenover de waard, die vanwege dat vooruitzicht heel bedroefd was. Ze hadden zich ook direct de beste wijn laten geven en geheel tegen hun gewoonte in ook de gerechtsdienaren van de tempelwacht rijkelijk laten onthalen. Het hele gezelschap was reeds in een aangeschoten, opgewekte stemming, toen de Joden binnenkwamen en met hun bericht de al aardig benevelde hoofden sterk ontnuchterden.
[2] Toen ze nu hoorden dat Ik er was, dachten ze, nadat ze zich voor overleg hadden teruggetrokken, dat er in Bethanië waarschijnlijk een geweldig Esseens bedrog door Mij was uitgevoerd en er iemand, die sterk op Lazarus leek, in zijn plaats was gezet, om de tempel zijn aandeel te onttrekken. Ik was immers steeds een gezamenlijke minnaar van de twee zusters geweest en zou natuurlijk alles in het werk stellen om Mijn geliefden dienstbaar te zijn.
[3] In een echte opwekking geloofden ze in geen geval. En zo was het hun eerste zorg hoe ze Mij, de valse Lazarus en de twee zusters in hun macht konden krijgen. Ze hadden ook een heel slim plan uitgedacht, namelijk dat twee van hen Mij en de valse Lazarus naar buiten moesten roepen; dezen zouden in het geheel geen twijfel mogen tonen, maar hun vreugde laten blijken vanwege de opwekking, en daarbij moesten ze proberen ons tweeën wat terzijde van het huis te lokken. Dan zouden de tempelwachten tevoorschijn komen en ons onmiddellijk in verzekerde bewaring stellen
[4] Dat plan was in zoverre goed, dat de Farizeeën die uitgekozen waren om Mij en Lazarus te begroeten, in hoog aanzien stonden en het in strijd met ieder fatsoen en gebruik zou zijn geweest om deze hoge priesters niet tegemoet te komen, als zij een huis met hun aanwezigheid dachten te eren.Als wij echte Joden van die tijd geweest waren, hadden wij onmiddellijk het hele huis en personeel ter beschikking van deze hoge gasten moeten stellen, anders zou het Lazarus als diepste minachting van de tempel en zijn vertegenwoordigers zijn aangerekend.
[5] De Joden waren onmiddellijk weer weggegaan, samen met de waard die buiten zichzelf van vreugde was toen het voor de Farizeeën zo onaangename bericht werd overgebracht. Ze kwamen snel weer terug om te melden wat ze hadden gedaan -er vast op vertrouwend dat Hij, die de dood gebood, vast en zeker ook de boosaardigheid van de tempel kon vernietigen.
[6] Ik wees hen echter met zachte woorden terecht voor wat ze hadden gedaan, wat wel menselijk genoemd kon worden, maar toch niet volgens Mijn orde was, omdat leedvermaak zelfs tegenover zulke hardvochtige booswichten niet op zijn plaats was en hun hart daardoor ontoegankelijk werd voor medelijden met de duisternis van die mensen. Ze waren zeer bedrukt door deze berisping en kalmeerden pas, toen Ik hun verzekerde dat er in dit geval door hun handelen weliswaar niemand geschaad was, maar dat ze dergelijke dingen in de toekomst achterwege moesten laten. Dat beloofden ze ook en waren daarna weer welgemoed.
[7] De Farizeeën waren intussen met de gerechtsdienaren van de tempel genaderd, en waren nog ver genoeg van het huis verwijderd om nog ongezien een verborgen plek als hinderlaag te zoeken. Nogmaals beraadslaagden ze over hun plan, en hoe het hun er voornamelijk om te doen was Mij in hun macht te krijgen, om Mij onmiddellijk als bedrieger en volksopruier aan te kunnen klagen.
[8] Ze bevonden zich op een afstand van ongeveer tien minuten van Bethanië, bij een kromming in de weg, die de huizen nog voor hen verborg. De twee hoge priesters wilden nu op weg gaan met een dienaar, die hun komst in het huis moest melden -toen er een akelige streep door hun rekening werd gehaald.
[9] Met woedend geblaf stormden namelijk de bekende grote waakhonden tevoorschijn en omringden de hele groep op zo'n angstwekkende manier, dat geen van hen zich durfde te verroeren. Deze honden, die door Mij aan Lazarus waren gegeven, hadden zich sinds zijn dood volkomen apathisch gedragen en waren niet meer te bewegen geweest hun functie van beschermers en bewakers uit te oefenen, om welke reden de tempeldienaren zich ook volkomen ongehinderd hadden kunnen doen gelden. Maar nu Lazarus leefde, was ook de oude kracht en wakkerheid in hen teruggekeerd, die zich voor de Farizeeën op hoogst onplezierige wijze merkbaar maakte. De reusachtige dieren liepen tandenblikkerend rond het groepje, en toen een van de knechten het waagde naar een van de dieren te slaan, lag hij onmiddellijk op de grond en liep gevaar verscheurd te worden. Dat ene voorbeeld was voldoende om de gerechtsdienaren ervan te weerhouden van hun wapens gebruik te maken, vooral omdat de dieren er genoegen mee namen het hele gezelschap tegen te houden zonder hen aan te vallen, maar ook zonder hen van hun plaats te laten komen.
«« 38 / 77 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.