De Heer in Efraïm (Joh. 11 :54)

Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)

«« 44 / 77 »»
[1] Toen wij nu bijna tot de avond hadden gelopen, nadat wij een tamelijk lange rustpauze hadden genomen om onze lichamen te versterken, verzamelde Ik de Mijnen om Mij heen en zei tegen hen dat Ik van plan was naar Efraïm te gaan en daar geruime tijd te blijven; maar ze moesten daar tegenover iedereen over zwijgen, omdat Ik die tijd zou gebruiken ter versterking van hen en van Mijzelf en ook om enkele zwakke gemoederen te verstevigen, daar ze voor de nu weldra komende tijd van vervulling gesterkt moesten worden.
[2] Efraïm was een kleine, onbelangrijke stad, die zelfs in Mijn tijd nauwelijks meetelde en velen geheel en al onbekend was. Het lag niet ver van de Dode Zee, midden tussen de bergen, totaal afgelegen. Als jullie de plaats ervan nauwkeuriger willen weten, omdat tegenwoordig geen enkele geleerde meer enig vermoeden heeft waar die plaats gezocht moet worden, trek dan vanaf het bovenste deel van de Dode Zee -daar waar de kaarten een enigszins sterke kromming tonen -een lijn naar links tot aan het begin van het gebergte, dat als 'woestijn van Juda' wordt aangeduid, dan hebben jullie de streek gevonden waar vroeger Efraïm te vinden was, waar nu echter geen spoor meer van te ontdekken is.
[3] Het was al bijna avond geworden -de weg naar Jericho hadden wij al eerder verlaten en ons naar het zuiden gewend -toen Ik, zoals al opgemerkt, het reisdoel aangaf. Wij kwamen daar dus kort voor het vallen van de nacht aan.
[4] Efraïm was een arme stad en werd nooit door reizigers bezocht. Daarom bevond zich daar ook geen herberg, waar wij hadden kunnen overnachten. Er stonden alleen overal armzalige, kleine hutten, die de naam 'stad' helemaal niet verdienden. De bewoners leefden zo goed als het ging van veeteelt en allerhande snijwerk uit hard hout en asfalt, dat geleverd werd door de Dode Zee. De plaats was vroeger als een soort vestingplaats gebruikt tegen de invallen van nomadenvolken. Daarom bevond zich daar ook op een heuvel een soort vervallen burcht, die uit oeroude tijden stamde en weliswaar totaal vervallen was, maar toch bescherming bood tegen weer en wind.
[5] Deze ruïne betrokken wij voor de nacht en we richtten ons daar heel huiselijk in. Ze bood voldoende ruimte voor allemaal, en Petrus dacht dat er uiteindelijk nog heel goed binnen de nog stevige muren overwinterd zou kunnen worden, als Ik, zoals wel vaker, ook hier met Mijn kracht dit oude gebouw een beetje wilde helpen. Ik zei tegen hem en de anderen dat dit ook zou gebeuren, maar dat het vanwege de bewoners allemaal met omzichtigheid gedaan moest worden, opdat Ik niet verraden zou worden en zij geen schade aan hun ziel zouden lijden; want het waren nog heel eenvoudige mensen, die ons een ongepaste verering zouden betuigen. Daarom moest alles hier naar buiten toe er meer natuurlijk, gelijkmatig uitzien.
[6] Nu vroegen de anderen Mij, waarom Ik eigenlijk niet direct naar deze plaats was gegaan, in plaats van zo ver over de weg naar Jericho te reizen, waardoor een grote omweg was gemaakt.
[7] Ik legde hun uit dat dit was gebeurd vanwege de Joden, door wie wij met rust gelaten wilden worden en die Mij hier beslist niet zouden zoeken, maar nu aan de andere kant van de Jordaan of in het Jordaandal. Juist hier, zo heel dicht bij Jeruzalem, waren wij in deze wildernis het veiligst.
«« 44 / 77 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.