Cyrenius' ontstemming vanwege die verraders. Jozef wijst op de hulp van de Heer. Cyrenius en de engelen. Jozef geeft ophel­dering. Nieuw machtwonder van de engelen

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 117 / 302 »»
[1] Genoemd voorval had Cyrenius toch wel behoorlijk ontstemd, voornamelijk ook omdat hij niet zo' gauw wist, wat hij met deze verraders aan moest.
[2] Daarom ging hij naar Jozef toe en besprak een en ander met hem. Maar Jozef zei:
[3] 'Vat moed, jij mijn broeder in den Heer, tengevolge hiervan zal je geen haar op je hoofd ge­krenkt worden!
[4] Het is een feit, dat jij op deze aarde mijn beste vriend bent en mijn weldoener, maar wat zou al die vriendschap mij vannacht ge­holpen hebben?
[5] Deze huurmoordenaars hadden vannacht mijzelf en heel mijn gezin wel kunnen koken en braden en jij had daarvan dan niet eerder iets vernomen dan op het moment, waarop je vanmorgen naar me toe kwam...om dan niets meer van me terug te vinden!
[6] Wie was toen mijn Redder?! Wie had de geheime plannen van die booswichten al lang doorzien en mij toen op tijd hulp gestuurd?
[7] Nu dat was immers de Heer, mijn en jouw God! Heb dus maar goede moed, want ook jij bent nu in de alles beschermende Hand des Heren. Hij zal zeker niet ge­dogen, dat jou ook maar iets over­komen zou!'
[8] Diep ontroerd dankte Cyre­nius Jozef en nam vervolgens plaats aan de zijde van Tullia, die met het Kindje bezig was.
[9] Intussen viel zijn blik echter op die twee innemende jongelin­gen, terwijl hij tevens ontdekte dat nog meerderen in de keuken waren.
[10] Hij vroeg Jozef, waar deze wondermooie en innemende jon­gelui vandaan kwamen en of dit wellicht alweer geredden uit een of andere nood waren.
[11] Jozef antwoordde: 'Je weet dat elke Heer zijn dienaren heeft; nu weet je dan tevens, dat mijn Kindje ook een Heer is!
[12] Want die daar, dat zijn Zijn dienaren. Dit zijn ook Degenen, die dit huis vannacht voor de on­dergang hebben bewaard!
[13] En probeer nu maar niet te raden uit welk land ze wel kunnen zijn, want dan zul je zeker ver­keerd raden. Overigens hebben deze helpers een onbeschrijfelijke macht!'
[14] Cyrenius sprak: 'Dan zijn het dus halfgoden, zoals wij Ro­meinen erop nahouden in onze mythologie?!
[15] Maar hoe kan dat nu? Hebben jullie dan naast je ene God soms ook van dat soort half­goden, die mensen en hoofdgo­den goede diensten moeten be­wijzen?'
[16] Jozef antwoordde: 'Broe­der, je vergist je heel erg; bij ons kan er nooit of te nimmer van halfgoden sprake zijn!
[17] Maar wel van gelukzalige geesten, thans Gods Engelen! Zij hebben, net als wij, ooit eerder op aarde geleefd.
[18] Maar over wat je nu van mij gehoord hebt, moet je zwijgen, als had je er nooit iets van vernomen -anders zou het je lichamelijk slecht kunnen vergaan!'
[19] Nu legde Cyrenius zijn vin­ger op zijn mond en zwoer daarover tot aan zijn dood het zwijgen te zullen bewaren !
[20] Op dat moment traden de twee jongelingen op Cyrenius toe en zeiden: 'Gaat U maar mee naar buiten, dan kunnen wij onze kracht tonen!'
[21] Cyrenius ging nu met hen naar buiten, en op een simpel woord van de jongelingen ver­dween een berg, ver op de achter­grond in het niets!
[22] Nu pas begreep Cyrenius de reden waarom hij zwijgen moest. Hij zweeg er dan ook zijn leven lang over -evenals allen die erbij waren.
«« 117 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.