Tullia uit haar diepe slaap ontwaakt, verneemt de hele geschiedenis van Cyrenius. Weerzien met de heilige Familie

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 137 / 302 »»
[1] Pas toen er geen spoor meer was achtergebleven van alles, wat eJ die nacht was voorgevallen, óntwaakte Tullia uit haar zeer diepe slaap.
[2] Cyrenius vroeg haar of ze wel rustig geslapen had.
[3] Tullia bevestigde dat, eraan herinnerend, hoezeer de berg­tocht haar had vermoeid.
[4] Cyrenius zei: 'Nu, dan heb je veel geluk gehad!
[5] Was je vannacht wakker ge­weest, dan had je duizend angsten uitgestaan!
[6] Want nog geen uur geleden was deze zelfde kamer een toneel van verschrikking!'
[7] Vol verbazing vroeg Tullia nu wat er dan wel gebeurd kon zijn.
[8] Cyrenius wees haar nu op de drie leeuwen en zei met grote stemverheffing:
[9] 'Kijk Tullia, dat zijn toch verschrikkelijke dieren, niet­waar? Het zijn ware koningen van dierlijke kracht, woede en wreed­heid als ze getergd worden.
[10] Wee de reiziger door de wildernis, als zij zich daar ophou­den!
[11] Niets kan hem tegen hun woede beschermen: Eén sprong. .., en de mens ligt ver­scheurd in het stof van de woes­tijn!
[12] En toch zijn er mensen, je­gens welke deze dieren zich gedra­gen als hemelse genieën!
[13] Zo hebben deze dieren ons beiden deze nacht beschermd te­gen de razernij van mensen! In deze zelfde kamer hebben zij wel twintig muiters verscheurd!'
[14] Tullia ontstelde hevig bij dit verhaal van haar gemaal; ze zei:
[15] 'Hoe kan dat nu? Dat ik daarvan niets gemerkt zou heb­ben! Heb je er niet eerder iets van geweten, waarom heb je mij niet gewaarschuwd?'
[16] Cyrenius sprak: ' Ja Tullia, ik wist wel dat er vannacht iets zou gaan gebeuren,
[17] maar hoe en wat precies, dat wist ik niet: ik wist niet meer , dan wat het goddelijke Kindje van mijn vriend mij heeft medege­deeld.
[18] Mijn grote liefde voor jou, lieveling, is de reden, dat ik je niets verteld heb!
[19] Maar nu is alles gelukkig al­weer voorbij! De God van Israël heeft ons op wonderbaarlijke wij­ze van een smadelijke ondergang gered.
[20] Hem moeten we dan ook uit het diepst van ons hart ons le­ven lang loven en prijzen!
[21] Maar laten we, nu je toch al gekleed bent, deze verheven fami­lie tegemoet gaan, zodat we hen nog voor de stadspoort kunnen verwelkomen! ,
[22] Nadat Cyrenius nu eerst nog zijn staf had opgedragen om voor het te vieren feest alles voor te bereiden en te regelen, ...
[23] gaf hi j de verraderlijke die­naar bevel hen tot bij de stads­poort te volgen.
[24] Op datzelfde moment kwam Maronius, samen met de drie priesters uit een andere vleu­gel van de burcht opdagen met de mededeling, dat de verheven fa­milie alreeds genaderd was tot vlakbij de burcht!
[25] Bij dit bericht liet Cyrenius aanstonds alles in de steek en met kloppend hart snelde hij zijn vriend Jozef tegemoet, die hem al op de onderste trede van de trap met uitgestrekte armen tegemoet­kwam, samen met Maria en het Kindje en met heel zijn hemelse gevolg.
«« 137 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.