Dankgebed en deemoed van Jozef. Cyrenius en Jozef over de rangorde van de tafelplaatsen. Jozef geeft verstandige raad en Cyrenius geeft toe

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 142 / 302 »»
[1] Nadat alles dienovereenkom­stig was georganiseerd en geregeld, verhief Jozef zijn blik ten hemel om de God van Abraham, Izaak en Jacob te danken.
[2] Toen hij zijn dankgebed beëindigd had, nam hij met de zijnen plaats aan het onderste gedeelte van deze koninklijk verzorgde ta­fel.
[3] Dadelijk kwam nu Cyrenius naar Jozef toe en sprak:
[4] 'Niets daarvan, beste vriend en broeder: dat gaat niet aan! Dit is speciaal jouw feest en niet het mijne!
[5] Jouw plaats is dus daar, hele­maal bovenaan, niet hier bene­den.
[6] Sta nu maar op en Iaat mij zelf je daar bovenaan een plaats aanwijzen, waar met gouden be­stek gedekt is en dat geldt voor allen, die bij jouw gezelschap ho­ren!
[7] Hier onderaan is de plaats waar mijn mensen zitten en lig­gen; dat heb ik namelijk zelf zo geregeld.
[8] Maar Jozef antwoordde: 'Cyrenius, juist omdat ik jouw meest toegewijde vriend en broe­der ben, daarom blijf ik met mijn mensen op deze plaatsen zitten!
[9] Ik kijk er jou niet minder op aan, als ik hier moet zitten,
[10] maar je stafleden zullen dat zeker wel doen, als je hen niet bovenaan zet!
[11] Laat het dus maar zo. Op de wereld heeft deze wereld zijn privilegiën, maar in het Godsrijk zal het omgekeerde het geval zijn: dáár zullen de laatsten de eersten zijn aan de dis van Abraham, Izaak en Jacob!'
[12] Cyrenius sprak echter: 'Broeder, ik heb mij op dezen dag echt verheugd, omdat ik dan in de gelegenheid zou zijn om jou, een koningszoon, koninklijk eerbe­toon te kunnen geven.
[13] Als ik jou nu, om wie het helemaal begonnen is, op deze on­derste plaats moet zien zitten. is mijn plezier tot op de helft ver­minderd.
[14] Ga dan tenminste op de middelste plaatsen zitten, broe­der, dan zit ik niet al te ver van je af!'
[15] Maar nu zei Jozef: 'Beste broeder, doe toch niet zo kinder­achtig!
[16] Je wéét toch wel, dat ik al­tijd en overal moet vasthouden aan de ordening, die de Heer mij innerlijk pleegt te kennen te ge­ven!
[17] Hoe kun jij mij nu willen verleiden, om aan die ordening te verzaken?!
[18] Laat je hooggeplaatsten bovenaan plaats nemen. Jij als de gastheer zelf kunt gaan zitten waar je maar wilt; als zodanig past jou iedere plaats!
[19] Dan is de zaak geregeld: ongetwijfeld zullen je stafleden de plaatsen, waar met goud is gedekt de beste achten; ze zullen vast ho­gelijk vereerd zijn als je die ere­plaatsen voor hen reserveert, en daarbij voor jezelf een mindere verkiest!'
[20] Cyrenius toonde nu begrip voor deze raad van Jozef, en zette zijn rijksgroten op de bovenste plaatsen.
[21] Hijzelf nam nu met Tullia in het middengedeelte plaats.
[22] En zo was alles nu goed ge­regeld: de groten waren blij dat zij bovenaan mochten zitten;
[23] Cyrenius was vergenoegd met zijn middenplaats, en Jozef en de zijnen was het meest blij, dat hij, ook op dit luisterrijke festijn, binnen de rangorde kon blijven, waarin hij door God was gesteld.
«« 142 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.