Dankbetuiging van Maronius, de drie priesters en Tullia. De vermaning tot zwijgen van Jozef

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 156 / 302 »»
[1] Vervolgens kwamen Maronius Pilla en de drie priesters naar Jozef toe en zij dankten hem voor alle zo wonderlijke weldaden.
[2] Jozef maande hen tot zwij­gen over alles, wat zij hier hadden gezien.
[3] Maronius en de drie pries­ters deden daartoe een plechtige belofte.
[4] Ook Tullia kwam nu naar voren; zij viel voor Maria op de knieën en barstte in tranen uit.
[5] Met het Kindje op haar arm boog Maria zich echter naar haar voorover, richtte Tullia op en zei tot haar:
[6] 'Zij gezegend, in de naam van Hem, Die op mijn arm rust! Blijf dankbaar in je hart en blijf het Kindje indachtig: dan zul je in Hem je geluk vinden!
[7] Doe een slot op je mond en verraad ons nooit, tegenover niemand!
[8] Want als de tijd daartoe zal aanbreken, zal de Heer Zich zelf wel aan de wereld openbaren!'
[9] Hierna liet Maria de nog snikkende Tullia gaan.
[10] Maar tegen Cyrenius zei Jozef nog: 'Vriend, velen uit jouw gevolg zijn getuigen geweest van talrijke wonderen. Leg hen op, omwille van hun eigen welzijn, over dat alles te zwijgen!
[11] Een ieder, die weigert te zwijgen en deze goddelijke zaken voortijdig wil laten uitlekken, zal sterven!'
[12] Cyrenius bezwoer Jozef dit te zullen doen en hi j gaf de verze­kering, dat nooit en te nimmer iemand iets daarvan te horen zou krijgen.
[13] Op zijn beurt tenslotte prees nu Jozef Cyrenius en herin­nerde hem aan de beloofde acht kinderen, de vijf meisjes en drie jongens.
[14] Het antwoord van Cyrenius was: 'Vriend, dat zal mijn aller­eerste daad zijn!
[15] Eén vraag nog slechts, in verband met het feit, dat ik dit jaar nog, vanwege Tullia een keer naar Rome zal moeten gaan!
[16] Mijn broer, keizer Augus­tus, zal dan ongetwijfeld nader geïnformeerd willen worden: zo­als je weet, heeft hij al een en ander van mij vernomen.
[17] Wat moet ik tegen hem zeg­gen? In hoeverre mag ik deze no­bele man inwijden?'
[18] Jozef antwoordde hem: 'Mits onder vier ogen, mag je hem wel enigszins inlichten.
[19] Je zult hem er echter op moeten wijzen, dat hij zijn keizer­lijke waardigheid slechts dan zal kunnen handhaven in alle rust en orde, als ook hij zwijgt. En dat geldt ook voor zijn nakomelingen of opvolgers.
[20] Maar, als hij, bij welke ge­legenheid dan ook maar het ge­ringste zou laten uitlekken, zal God hem onmiddellijk straffen!
[21] Mocht hij zover willen gaan, dat hij zich tegenover de al­machtige God zou verheffen, dan zal hij op hetzelfde ogenblik, met heel Rome ten onder gaan!'
[22] Voor deze les dankte Cyre­nius nog allerhartelijkst. Hierna zegende Jozef hem, en begaf zich vervolgens met al de zijnen op weg naar de villa.
«« 156 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.