Het visgerecht. Aandrang van het Kindje om door Jozef bediend te worden, toen Het werd overgeslagen; Jozef wimpelde dat af. Jezus komt daar hevig tegen op en voorspelt de te goddelijke verering van Maria in de toekomst. Besluit

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 169 / 302 »»
[1] Het duurde niet lang meer, of Joël kwam de kamer binnen met de gebraden vissen op een roos­ter, dat hij op tafel zette.
[2] Dadelijk bediende Jozef een ieder met een flinke portie, waar­bij hij zichzelf ook niet vergat.
[3] Het Kindje kreeg natuurlijk niet apart, want Dat zou uiteraard door de moeder worden toebe­deeld.
[4] Ditmaal was het Kindje daar echter niet tevreden mee; het wil­de ook een hele portie.
[5] Jozef echter zei: 'Maar mijn lieve zoontje, dat zou immers veel te veel voor je zijn:
[6] Ten eerste zou Je zo'n portie nooit helemaal op kunnen, en ten tweede: als Je het wel zou opeten, zou Je er beslist ziek van worden!
[7] En Je ziet toch wel dat ik Je moeder een extra grote portie heb opgediend, omdat zij ook voor Jou moet zorgen?!
[8] Houd Je dus maar kalm; je zult niets te kort komen!'
[9] Het Kindje antwoordde: ' Ja, dat weet Ik best, en Ik weet nog veel meer, wat u niet weet. ..,
[10] maar toch zou het passend zijn geweest als u ook de Heer een normale portie zoudt hebben ge­geven.
[11] U weet vast niet, wie Melchizédek, de koning van Salem was? Nee he?
[12] Nu dat weet Ik wel, en Ik zal het u zeggen: de koning van Salem was de Heer Zelf, maar nie­mand behalve Abraham had daar notie van.
[13] Daarom boog Abraham zich voor Hem tot op de grond en bood Hem vrijwillig van alles tienden aan.
[14] Jozef, Diezélfde Melchizédek ben Ik, en u bent zoiets als Abraham.. .
[15] Waarom wilt u Mij nu niet een tiende van deze lekkere vis geven?
[16] Waarom Mij naar Mijn moeder verwezen? Wié heeft de vis dan wel geschapen. zowel als de zee? Was dat dan soms Maria; of was Ik het, de Koning van Sa­lem in eeuwigheid?
[17] Ik ben hier dus in Mijn Ei­gendom van eeuwigheid her, ... en u zoudt Mij desondanks geen hele portie vis willen toedienen?!
[18] Daarom zullen ook de mensen Mijn lichamelijke moeder eens veel meer eer geven dan Mij!
[19] Dan zal ik moeten wachten op wat Mijn moeder wordt aange­boden! Maar dan zal de orde van Melchizédek ver te zoeken zijn!'
[20] Jozef had geen idee, wat hij daarop zou moeten antwoorden, maar hij deelde zijn eigen portie maar gauw in tweeën, en gaf het grootste van de twee stukken aan het Kindje.
[21] Maar nu zei het Kindje weer: 'Wie Mij iets geeft, maar daarbij een deel voor zichzelf houdt, die kent Mij niet!
[22] Wie Mij iets geven wil, die moet Mij alles geven, anders aan­vaard Ik het niet!'
[23] Nu pas schoof Jozef welge­zind het Kindje ook zijn eigen deel toe.
[24] Maar nu hief het Kindje Zijn rechterhand plechtig om­hoog, zegende beide delen, en zei:
[25] 'Wie Mij alles geeft, die krijgt wat hij gegeven heeft hon­derdvoudig terug! Jozef, neem nu de vis maar weer terug, eet ervan, en geef Mij dan maar wat er over­ blijft.'
[26] Jozef nam nu dus de vis weer terug; hij at er zoveel van tot hij niet meer kon. Toen was er echter nog zoveel overgebleven dat dat voor twaalf volwassenen genoeg zou zijn geweest. Toen pas at het Kindje van wat er over was.
«« 169 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.