Maria en het Kind je in hartelijk schertsend gesprek op de heuvel. Jozef en Jonatha bij het verteren van de maan. Maans­verduistering

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 175 / 302 »»
[1] Toen Maria en Eudokia hun huiselijke taken hadden afge­daan, gingen ook zij de heuvel op.
[2] Het Kindje liep hen tege­moet, blij om Zijn heerlijke Moe­der rondhuppelend,
[3] maar Maria nam het Kindje op en droeg Het op haar overigens al wat vermoeide arm, liefkoosde Het en zei op schertsende toon:
[4] 'Wat ben Je vandaag zwaar! Je hebt zeker veel gesnoept en te veel brood met boter en honing gegeten?'
[5] Het Kindje zei echter: "t Is niet de moeite. ..: een potje zó klein, dat Jacob het gemakkelijk in zijn vuist kan laten verdwijnen!
[6] Plus een stukje brood, dat je niet in de wind zou moeten laten liggen, wil het niet, net als het blad van een boom wegwaaien!
[7] Dáár kun je toch zeker niet zwaar van worden!
[8] Neen, Ik moet eerder zeg­gen dat Ik flinke trek heb en dat Ik Mij al verheug op het avondmaal!
[9] Jozef en Jonatha hebben in­tussen al de hele volle maan geno­ten, en nog hebben ze honger, ter­wijl ze toch niet meer in de groei zijn!
[10] Hoe zou Ik, Die nog wel groeien moet. dan genoeg kunnen hebben gehad aan dat muizenhap­je?!'
[11] Nu zei Maria tegen haar Zoontje: 'Kind, wat doe ie van­daag ondeugend!
[12] Als Jozef en Jonatha samen de maan zouden hebben opgepeu­zeld, dan zou die nu zeker niet meer aan de hemel staan te schit­teren!'
[13] Maar het Kindje antwoord­de: 'Neen Vrouw en Moeder, Ik ben helemaal niet ondeugend, u hebt me alleen maar niet begre­pen!
[14] Gaat u maar eens naar die twee toe, dan zullen ze u aan­stonds op een stukje maan vergas­ten!'
[15] Nu glimlachte Maria, ze ging naar Jozef toe, groette hem, en vroeg hem, waarover hij daar zo zwaar zat na te denken,
[16] en ook, waarom hij en Jo­natha zo geboeid naar de volle maan zaten te kijken.
[17] Maar Jozef keek nauwe­lijks naar Maria om, hij zei: 'Stoor me nu niet in mijn beschouwin­gen,
[18] want ik ben, samen met Jo­natha, bezig iets te ontcijferen. Jezus heeft ons een paar goede wenken gegeven, die wij nu moe­ten uitwerken; houd je dus rustig en stoor ons liever niet. ,
[19] Nu keek Maria naar het Kindje en zag dat het heimelijk glimlachte, waarna het zei:
[20] 'Ziet u nu hoe Jozef en Jo­natha nog aan de maan bezig zijn?! Blijft u hier nu dus maar rustig wachten. .., en laat Jacob intussen voor Mij nog een stukje brood halen, en een oranjeappel!
[21] Want dat ge kauw op de maan van Jozef en Jonatha, dat maak Mi j nog hongeriger dan Ik al ben!'
[22] Maria stuurde Jacob dade­lijk weg om te halen wat het Kind­je gevraagd had.
[23] Daarna vroeg ze aan het Kindje wanneer die twee met hun maanonderzoek klaar zouden zijn.
[24] Het Kindje antwoordde: 'Let u maar goed op: vandaag, da­delijk al, zal er een maansverduis­tering plaatshebben, die drie uren duren zal!
[25] Die twee weten echter niet hoe dat komt; daarom zullen ze denken, vooral Jonatha, dat ze zelf de maan hebben verorberd!
[26] Maar die verduistering zal wel een eind maken aan hun be­schouwingen.
[27] En dan zal Ik ze wel weer uit de droom helpen, zoals Ik dan telkens pleeg te doen als het echt nodig is!
[28] Maar Ik zal hen daartoe eerst flink laten doordraven, zo­dat ze hun berekeningen volledig in puin zien vallen! 29. En nog had het Kind je deze woorden niet gezegd, of er werd reeds een donkere inham aan de maan zichtbaar
[30] Jonatha was de eerste, die dit opmerkte en hij wees Jozef er­op.
[31] Compleet verrast zag Jozef het nu ook, en erger, omdat de verduistering uiteraard steeds ver­der opschoof.
[32] Het duurde nu niet lang meer voordat beiden bang wer­den, en haastig vroeg Jozef aan het Kindje: 'Kindlief, wat is er met de maan aan de hand?'
[33] Maar het Kindje antwoord­de: 'Ziet u dan niet dat Ik eet, waarom Mij dan storen? Als Ik straks met mijn oranjeappel klaar ben zoals jullie met de maan zal Ik wel verder spreken.'
[34] Nu hield Jozef verder zijn mond dicht. Maar toen de maan volledig verduisterd was, waren beiden ontsteld en iedereen moest nu naar huis en Jonatha dacht werkelijk dat hij haar had ver­orberd.
«« 175 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.