Jacob met de kleine Jezus in gesprek. Het Kindje beklaagt Zich over het gebrek aan aandacht van de zijde van Zijn ouders en huisgenoten

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 202 / 302 »»
[1] Nadat deze woorden gesproken waren, boog zich ook Jacob over het Kindje en zei:
[2] 'Luister eens, lieve Jezus, aardig Broertje van me. Als Jij een keer lelijk gaat doen, dan ben Je bijna niet te harden!
[3] Zou Je mij niet ook hetzelf­de verwijt willen maken, wat Je Je moeder maakte?
[4] Je zou het wel kunnen doen, maar dan zal ik op mijn beurt met Je gaan twisten, omdat Je mij na­melijk niet voor dat spelletje hebt uitgenodigd, terwijl ik er toch zo heel graag bij geweest zou zijn!'
[5] Het Kindje zei: 'Neen, Ja­cob, jij moet je beslist geen zorgen maken, dat Ik jou iets verwijten zou!
[6] Jouw voortdurende aan­dacht voor Mij is Mij bekend!
[7] Bovendien moeten Wij het­zelfde lot vaak delen en dan ver­gaat het jou net als Mij!
[8] Het gebeurt immers vaak ge­noeg, dat je met Mij uitgaat en Mij dan van waar ook naar huis draagt. ..vaak genoeg zelfs hele­maal uit de stad, als je Mij soms meeneemt om daar een bood­schap te doen,
[9] en dan komt ons geen mens tegemoet! onder enige begelei­ding gaan we weg en als we thuis komen is er niemand, die ons ver­welkomt!
[10] Even eenzaam als we ver­trokken zijn, komen we weer te­rug!
[11] En als het wel eens gebeurt, dat we een kwartiertje te Iaat ko­men, dan krijgen we nog heel wat te horen ook!
[12] En als we thuis zijn, dan mogen we ook geen drukte ma­ken, willen we tenminste geen standje krijgen!
[13] En hoeveel er ook gepraat wordt over allerlei, horen wij soms ook tot de interessante din­gen waar per dag een paar woor­den aan gewijd mogen worden!
[14] Maar als daarentegen zo'n kennis uit de stad laat weten, dat hij aanstaande maandag van plan is langs te komen,
[15] dan verheugt ons gezin zich al drie dagen daarop, en drie da­gen later praten ze er nog over.
[16] En als die vriend dan komt, loopt iedereen hem tegemoet; en als hij dan weer vertrekt, krijgt hij begeleiding tot aan zijn huisdeur toe.
[17] Maar als Wij gaan of ko­men, dan is er geen hond die daar­naar taalt.
[18] Wel krijgen wij te horen ­als er zo'n welbespraakte klets­meier uit de stad komt: ' Jacob, ga ji j met het Kind je maar lief buiten spelen!'
[19] Zonder verder geleide gaan wij dan aanstonds naar buiten, en we mogen niet eerder terugko­men, dan wanneer het die klets­ majoor goeddunkt onder begelei­ding van het hele gezin te vertrek­ken!
[20] Alleen als Cyrenius of Jo­natha komen, dan tellen wij ook mee, tenminste als belangrijke bespiegelingen niet hinderlijk zijn.
[21] Jij behoeft dus niet bezorgd te zijn, dat Ik jou iets zou zeggen, dat je zou kunnen kwetsen; wij zijn immers zowel wat betreft ons aanzien als hun liefde jegens ons gelijkgesteld !
[22] Als wij ons maar de hele lieve dag koest houden, dan zijn we 'braaf'! en die betuiging is dan tegelijk ons hele loon! Ben jij daar tevreden mee? Ik niet!'
[23] Jozef en Maria die dit ge­hoord hadden, werden er angstig van. Maar het Kindje stelde hen gerust en zei: 'Wat geweest is, is geweest; alleen graag in de toe­komst een beetje anders!' En Ja­cob kon zijn vreugdetranen niet helemaal bedwingen!
«« 202 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.