Tullia 's klacht. Maria troost haar. Tullia keert in tot zichzelve. Berouw en boete. Jezus' lievelingskost. De oude en de nieuwe Tullia

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 205 / 302 »»
[1] Pas na een poos je kwam Tullia weer tot zichzelve en begon toen bitter te wenen. Ze klaagde:
[2] 'O Heer, waarom ben ik dan in dit huis ziende geworden; waar­toe werd ik Cyrenius' vrouw, als ik nu toch in mijn vermeend geluk zo veel moet lijden?
[3] Waarom hebt U de dode Tullia tot leven gewekt en waartoe moest mijn hart opnieuw gaan kloppen?
[4] Ben ik dan soms voor het lijden geboren, en waarom dan ik? Duizenden mensen leven immers tezelfder tijd in alle rust en geluk­kig, zonder dat er één traan uit hun ogen vloeit!'
[5] Maria, door medelijden be­wogen, probeerde Tullia te troos­ten:
[6] 'Tullia, tracht niet te twisten met de Heer, Die jouwen mijn God is!
[7] Weet je: dat is nu precies Zijn manier van doen: degene, die Hij liefheeft, die stelt Hij zwaar op proef!
[8] Erken dit innerlijk en wek opnieuw je liefde tot Hem op, dan zal Hij zijn dreigementen vlug ge­noeg vergeten en je opnieuw in Zijn Genade opnemen!
[9] Hij heeft de slechte mensen immers al zo vaak met straf ge­dreigd: Hij heeft hen soms reeds de daaropvolgende dag hun on­dergang doen voorspellen door profeten en de plaats laten aan­wijzen, waar hun bloed door hon­den zou worden opgelikt!
[10] Maar, als die zondaren dan boete deden dan sprak Hij al vlug weer tot die profeten: Zie je dan niet dat hij boete doet? Dan kan Ik hem toch ook niet meer straf­fen!
[11] Toen Jona bijvoorbeeld door God werd geroepen om aan de Niniveërs, die alle mogelijke zonden bedreven, hun ondergang te verkondigen,
[12] wilde die niet eens gaan, want hij zei: "Heer, ik weet, dat U datgene, wat U een profeet laat aankondigen, slechts uiterst zel­den ook werkelijk gebeuren laat.
[13] Ik wil er daarom niet heen­gaan, opdat ik niet als profeet door de Niniveërs voor gek word gezet, want U laat Zich toch vast en zeker weer vermurwen!"
[14] Zo zie je, dat zelfs een pro­feet twijfelde aan Gods toorn!
[15] Als ik je dus raden mag: doe wat de Niniveërs deden en je zult opnieuw in genade worden aangenomen!'
[16] Door deze woorden schep­te Tullia weer moed; ze begon in zichzelve te keren en haar gewe­ten te onderzoeken, waarbij ze zich van een menigte fouten be­wust werd. Daarna zei ze tegen Maria:
[17] 'O Maria, nu pas zie ik in, nu pas wordt het mij duidelijk, waarom de Heer mij zo kastijdt.
[18] Want weet je, mijn hart is vol zonden, volonzuiverheid! O hoe zal ik het ooit weer kunnen zuiveren?
[19] En hoe kan ik het wagen om de Heilige der Heiligen met dit besmeurd gemoed lief te hebben?'
[20] Maria antwoordde: 'Juist daarom moet je Hem je liefde be­tuigen door een berouwvolle schuldbekentenis; alleen zo'n lief­de kan jouw hart voor Hem, de Heilige van alles wat Heilig is, zui­veren!'
[21] Toen nu laat op de avond het Kindje weer met Jacob naar huis kwam, ging Het dadelijk naar Maria toe en gaf Het haar te ken­nen iets te willen eten. Maria gaf Hem direct wat brood met boter en honing.
[22] Daarna zei Het: 'Ik zie nog een andere spijze, daar wil Ik ook van eten! Ik bedoel het hart van Tullia; nu u het al voor Mij hebt klaargemaakt, mag u het Mij ook geven!' Nu viel Tullia voor de Heer op de knieën en weende.
[23] Maria sprak: 'O Heer, heb medelijden met deze arme; zij lijdt zo verschrikkelijk!'
[24] 'Ik heb Mij allang over haar ontfermd, anders zou Ik haar nooit hebben opgewekt!
[25] Alleen zij was het, die van Mijn Barmhartigheid geen notitie wilde nemen, zij was het, die lie­ver met Mij ruziede, dan Mij op te nemen in haar hart!
[26] Maar, omdat zij haar hart nu wel naar Mij heeft toegewend, daarom heb Ik nu ook met haar gedaan, wat Ik met de Niniveërs deed!'
[27] Hierna ging het Kindje op Tullia toe en zei tegen haar:
[28] 'Zeg Tullia, Ik ben erg moe; jij hebt Mij eens eerder op de arm genomen, en dat vond Ik toen erg fijn, want je hebt heerlijk zachte armen.
[29] Sta dus ook nu op, en neem Me op je armen, en voel hoe fijn het is om de Heer des Levens op je arm te hebben!'
[30] Dat het Kindje dit wilde, betekende voor Tullia iets over­weldigends.
[31] Met alle liefde, die haar hart maar kon opwekken, nam zij het Kindje op haar zachte armen, en wenend zei zij:
[32] 'O Heer, hoe is het moge­lijk, dat U voor mij nu al weer zo genadig bent, vlak na die ver­schrikkelijke dreiging?'
[33] Het Kindje antwoordde: 'Doordat jij de oude Tullia, waar­tegen ik een afkeer had, hebt afge­legd, en een nieuwe, die Mijner waardig is, hebt aangetrokken! Wees maar rustig nu, Ik houd al weer van je!' Door dit voorval werden alle aanwezigen tot tranen toe ontroerd.
«« 205 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.