Toeloop van nieuwsgierigen, die wonderen willen zien. Een verwend en onaardig kind wordt door Jezus gestraft. Een opperrechter komt Jozef de les lezen, maar, bedreigd door het Kindje, maakt hij dat hij wegkomt

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 281 / 302 »»
[1] Bij deze gelegenheid kwamen er meerdere joden naar de plaats van het wonder,
[2] die uitermate nieuwsgierig aan Jozef vroegen, wat er daar nu eigenlijk precies gebeurd was.
[3] Onder hen waren ook de ouders van een jongetje, dat erg veel ruzie placht te maken, omdat het als enig kind door zijn ouders vreselijk werd verwend.
[4] Het Jezuskind had dit zeven­jarig jochie zijn twistzucht al dik­wijls verweten.
[5] Maar het had nooit iets ge­holpen en telkens wanneer zich daartoe een gelegenheid voor­deed, begon hij opnieuw te ruziën of speelgoed te vernielen.
[6] Deze jongen, die ook dit­maal tot het gezelschap van de spelende kinderen had behoord, was na het wonder onmiddellijk zo opgewonden geraakt, dat hij een wilgentak had gepakt en ge­zegd:
[7] 'Lemen mussen, die weg­ vliegen, 't is de moeite waard!
[8] Met deze wilgentak zal ik nu onmiddellijk ook dat water eens laten wegvliegen!'
[9] En met die woorden begon de jongen, die Annas heette, zo op het water in de kuiltjes te slaan, dat het uit de kuiltjes werd gedre­ven.
[10] Toen kwam er een eind aan het geduld van het Godskind, Dat op ongewoon ernstige toon zei:
[11] 'O jij, dwars, dwaas en boosaardig mensenkind! Wil jij, nauwelijks door vlees vermomde duivel, wil jij vernielen wat Ik heb gemaakt?!
[12] Jij ellendeling, die Ik met minder dan een ademtocht kan vernietigen, jij wilt Mij dus erge­ren en telkens weer trotseren?!
[13] Wel, jouw dwaasheid en boosaardigheid moeten maar eens duidelijk aan het licht treden. Jij en je twijg, waarmee je Mijn wa­ter hebt geranseld zullen voor drie jaren verdorren!'
[14] En toen het Godskind deze woorden had uitgesproken, viel de knaap op de grond en hij ver­schrompelde zozeer, dat er aan hem nog slechts botten en vel te zien waren en
[15] zo zwak ook was hij gewor­den, dat hij niet meer kon staan noch lopen!
[16] Toen namen zijn ouders, treurig, hun verschrompelde kind op, en droegen het onder tranen naar huis.
[17] Kort daarna kwamen zij naar Jozefs huis, waarbij zij hem aansprakelijk stelden voor deze daad van zijn Kind; ze hadden hun beklag gedaan bij de opper­rechter!
[18] Zij zeiden dat daarom te hebben gedaan, omdat Jozef hen niet wilde toestaan zijn Godskind wegens deze daad te straffen.
[19] Toen nu de opperrechter op kwam dagen, liep het Kindje hem tegemoet en vroeg:
[20] 'Wat komt u hier doen? Wilt u Mij soms berechten?'
[21] De opperrechter ant­woordde: 'Niet jou, maar je va­der!'
[22] Het Kindje sprak nu: 'Maak vlug rechtsomkeert, anders komt uw vonnis nog over uzelf neer!'
[23] Hiervan schrok de opper­rechter zozeer, dat hij plotseling rechtsomkeert maakte, en met deze zaak niets meer te maken wilde hebben!
[24] Dit was het tweede wonder, dat het Kindje deed in diezelfde tijd.
«« 281 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.