Jozef neemt het Kind mee het land in. De kleine Jezus wordt op misdadige wijze aangevallen. De herdersjongen krijgt een verschrikkelijk loon

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 282 / 302 »»
[1] Doordat de opperrechter geen klachten tegen Jozef meer in be­handeling wenste te nemen, was Jozefs huisgezin weer op orde.
[2] Jozef moest een dag of acht later naar een nabijgelegen dorp toe, waar hij op karwei geroepen was.
[3] Het Kindje wilde met Jozef mee, hetgeen Jozef met graagte toestond.
[4] De ouders van de ver­schrompelde jongen waren vrese­lijk kwaad op Jozef en op diens Kind.
[5] Nu moest Jozef, om naar het dorp te komen, aan het huis van de ouders van die jongen voorbij.
[6] Toen Jozef dus met het Kind je in de richting van het huis liep, werd hij opgemerkt.
[7] Vlug zei nu de kwade buur­man tegen een van zijn knechtjes, die al even boosaardig was, en die gewoonlijk de schapen van de buurman hoedde:
[8] 'Kijk, daar komt juist de timmerman het voetpad opgelo­pen met zijn pestilentie van een kind!
[9] Loop jij eens in volle vaart dat pad af.. .
[10] en als je langs dat joch komt, die naast de timmerman loopt, dan ren je met groot geweld tegen hem op, zodat hij dood neervalt!
[11] Als die oude spitsboef mij dan mocht willen aanklagen, ... dan zal ik hem de wet onder zijn neus houden, waarin staat, dat kinderen onder twaalf jaar niet toerekeningsvatbaar zijn!'
[12] Toen die herdersjongen dit van zijn baas had gehoord, waar­bij die hem ook nog een flinke beloning in het vooruitzicht stelde ingeval hij het Kind zou doden,
[13] rende hi j haastig de kamer uit en Jozef tegemoet!
[14] Op dit moment sprak de verschrompelde zoon Annas van­uit zijn bed tegen zijn vader:
[15] 'Kijk eens hoe snel die her­dersjongen zijn dood tegemoet rent! Wat moet dat voor zijn ou­ders een verschrikking zijn!
[16] O vader toch! Dat had u niet moeten doen! Want zoals ik het nu zie zeg ik u: Jozef staat in zijn recht en zijn Kind is een Hei­lig Kind!'
[17] Nu zweeg de verdroogde knaap, terwijl zijn vader over diens woorden aan het denken werd gezet.
[18] Maar op hetzelfde moment had de herders jongen het Kind je al met alle felheid een krachtige stoot tegen Diens schouder gege­ven.
[19] Het Kindje viel echter niet, maar zei in grote opwinding tegen de herdersjongen:
[20] 'Dit heb je om die beloning gedaan! Nu, iedere arbeider is in­derdaad zijn loon waard, en. .. het loon zij naar werken!
[21] Jouw werk was het Mij te doden; daarom zij de dood dan ook nu jouw loon!'
[22] Op dat ogenblik stortte de herdersjongen dood neer!
[23] Jozef schrok verschrikke­lijk, maar het Kindje zei: 'Jozef, over Mij hoef je niet in te zitten; wat hier namelijk met een jongen gebeurd is, dat zal heel de wereld overkomen, als die perse met ons botsen wil!' En overeenkomstig de wil van het Kindje, liep Jozef nu verder, terwijl hij de dode knaap liet liggen.
«« 282 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.