Het feestelijke etentje. Maria's schermutselingen met Cyrenius in haar grote nederigheid. De goddelijke Wijsheid van het Kindje beschaamt alles

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 55 / 302 »»
[1] Toen het eten gereed was kwa­men de gasten naderbij. Cyrenius, tot dan toe nog steeds liefkozend met het Kindje spelend, gaf Hem nu terug aan Zijn Moeder, en no­digde de gasten uit om aan tafel te gaan.
[2] Iedereen zocht nu een plaatsje, maar Maria ging omdat ze niet feestelijk gekleed was, met het Kindje naar de zijkamer en nam plaats aan de tafel, waaraan ook Jozefs zonen gezeten waren.
[3] Cyrenius, die dit direct be­merkte, ging haar echter vlug ach­terna en zei:
[4] 'Maar lieve Moeder-van­-mijn-Leven, wat bent U nu toch van plan?
[5] Het ging bij mij juist in de eerste plaats om U en het Kindje! U bent de Koningin van ons gezel­schap! En zoudt dan juist U niet willen deelnemen aan het feest­maal dat ik nota bene speciaal voor U liet aanrichten ? !
[6] Dat gaat toch zo maar niet! Kom maar vlug mee naar de grote kamer, en neem plaats aan mijn rechterzij; links van mij zit Uw gemaal!'
[7] Maar Maria gaf hem ten ant­woord: 'Weet U, beste heer Cyre­nius, ik heb heel erg eenvoudige kleren aan; dat is toch geen ge­zicht naast Uw prachtige uni­form!'
[8] Cyrenius nu weer: 'Maar lie­ve Moeder, als mijn met goud ge­galonneerde kleding, die voor mij niets te betekenen heeft, U in ver­warring brengt, dan zou ik die maar het liefst onmiddellijk uit­doen om in plaats daarvan een simpel matrozentenue aan te trek­ken, mits ik U dan aan mijn tafel niet zou behoeven te missen!'
[9] Maria door Cyrenius' min­zaamheid volledig overtuigd, ver­anderde nu van mening; en ging toch naast Cyrenius aan tafel, ter­wijl ze het Kindje op haar arm hield.
[10] Toen allen gezeten waren, keek het Kindje Cyrenius onafge­broken glimlachend aan, terwijl ook Cyrenius -uit louter liefde ­zijn ogen niet van Hem kon af­wenden!
[11] Een poosje hield hij dit vol, maar toen werd zijn liefde tot het Kindje hem weer te machtig.
[12] Dus vroeg hij aan het lieve Kleintje: 'Zeg Kleintje, mijn Le­ven, zou Je niet weer op mijn arm willen?'
[13] Het Kindje lachte nu nog lieflijker tegen Cyrenius en zei heel duidelijk:
[14] 'Lieve Cyrenius, Ik kom heel graag bij je; Ik houd zoveel van je, omdat jij zoveel van Mij houdt!'
[15] Aanstonds strekte Cyre­nius zijn armen nu weer naar het Kindje uit, en nam Het bij zich op schoot, waarna hij Het innig be­gon te liefkozen.
[16] Maria zei nu schertsend: 'Maak Mijnheer Cyrenius niet vuil hoor!'
[17] Dit gezegde ontroerde Cy­renius echter hevig en hij zei dan ook: 'Maar lieve Moeder, ...ik zou willen dat ik zo rein was, dat ik dit Kind waardig op mijn arm kan dragen!
[18] Vuil maken kan dit Kind mij nóóit; Het kan mij alleen maar reinigen! ,
[19] En, zich weer tot het Kind­je wendend, zei hij: 'Is het niet zo, Kindje-mijn, dat ik eigenlijk nog erg onrein ben en erg onwaardig Je te dragen. ...?
[20] Maar het Kindje antwoord­de nu heel duidelijk: 'Cyrenius, wie Mij liefheeft zoals jij, die is rein! Van hem houd Ik net zoveel als hij van Mij!'
[21] Helemaal in de wolken vroeg Cyrenius nu verder nog aan het Kindje: 'Kindeke-mijn, hoe is het toch mogelijk dat je, nog pas een paar maanden oud, al zo wijs en zo duidelijk kunt praten? Heb je dat van je moeder geleerd?'
[22] Het Kindje richtte Zich nu, fijntjes lachend, recht op in de ar­men van Cyrenius, en Het zei als een kleine Heerser:
[23] 'Cyrenius, het komt daar­voor helemaal niet op leeftijd aan, noch ook op het onderwezen wor­den. ..wel op wat voor een geest men heeft! Leren moeten alleen het lichaam en de ziel; terwijl de geest reeds alles uit God in zich heeft!
[24] Ik bezit nu die Goede Geest uit God in zijn volle Macht! Dat is de reden, dat ik al zo vroeg kan praten!'
[25] Dit antwoord maakte Cy­renius bijna uitzinnig van verba­zing; ook de rest van het gezel­schap overigens, zodat zelfs de stadscommandant zich niet kon weerhouden te zeggen: 'Bij Zeus, dit kind maakt nu reeds al onze wijzen te schande! Waar blijven in vergelijking hiermee een Plato, een Socrates, en nog eens hon­derd andere wijsgeren?! En wat zal dit kind dan wel presteren als het eenmaal volwassen geworden is?' Cyrenius antwoordde: 'Beslist meer dan al onze wijsgeren en al onze goden tezamen!'
«« 55 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.