Maronius diep onder de indruk van het Kindje. Cyrenius' tevre­denheid met Maronius

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 56 / 302 »»
[1] Even na deze wondere woorden van het Kindje richtte Cyrenius zich tot de alsmaar bleker wor­dende Maronius en zei tegen hem:
[2] 'Maronius Pilla, wat zeg jij wel van dit Kindje? Heb jij ooit iets dergelijks gezien of gehoord?
[3] Is dit niet duidelijk meer dan onze mythe over Zeus, die ergens op een eiland aan de tepels van een geit zou hebben gezogen?!
[4] Zou dit niet ook veel méér voorstellen dan de twijfelachtige traditie over de stichting van Ro­me, over die pleegkinderen van een wolvin?!
[5] Zeg eens iets, wat denk je ervan? Ik heb je immers in mijn gevolg meegenomen opdat je zoudt luisteren, kijken en conclu­deren, en dan mij je oordeel ge­ven!'
[6] Maronius Pilla pakte al zijn moed bijeen en zei:
[7] 'Hoge autoriteit over Azië en over Egypte, wat zou ik, onno­zele hals, hierover kunnen zeg­gen? Waar de grootste gevestigde wijsgeren van de wereld moesten verstómmen, waar de wijsheid van Apollo en van een Minerva als op het gloeiend aambeeld van Vulcanus jammerlijk tot een aller­dunst velletje blik verpletterd worden.
[8] Ik kan hierover niets anders zeggen dan dat het de goden ken­nelijk heeft behaagd, om uit hun midden een godheid naar deze aarde te zenden, die de allerhoog­ste wijsheid bezit! Egypte, dat oude, door alle goden begunstig­de land, moet ook wel het vader­land van deze god der goden zijn ..., dit land zonder sneeuwen ijs!'
[9] Glimlachend merkte Cyre­nius op: 'In zeker opzicht heb je geen ongelijk; maar. ..
[10] dat je dit Kind een Kind van alle goden noemde, dat moet toch wel een vergissing van je zijn!
[11] Hier, aan mijn beide zijden immers zitten de vader en de moe­der van het Kind, en dat zijn men­sen, zoals wij, jij en ik!
[12] Hoe zou uit hen nu een 'godenkind aller goden' kunnen voortspruiten ?
[13] Bovendien... de voorna­me bewoners van de Olympus zouden zichzelf mooi de das heb­ben omgedaan met dit Kind; Het zou door Zijn enorme overwicht aan wijsheid al heel gauw met hen hebben afgerekend!
[14] Ik moet je dus verzoeken om iets heel anders te verzinnen, je loopt anders nog gevaar dat alle goden je tegelijk te pakken zullen nemen, en dat ze je in levende lijve met Minos, Aeacus en Rha­damanthys zullen confronteren om je vervolgens definitief aan Tantalus uit te leveren, als je zul­ke uitspraken doet!'
[15] Nu kreeg Maronius het echt te kwaad en, na een poosje bedenktijd zei hij: 'Hoogheid, verantwoordelijk consul en vice­keizer, ik denk dat het oordeel van die drie onderwereld-rechters over mij al zo ongeveer vaststaat, en het lijkt mij, dat ook de goden op hun Olympus dat al nagenoeg volledig hebben onthuld!
[16] Gauw genoeg zouden wij de raad van onze goden kunnen ontberen, hadden we slechts vol­doende wijze mannen, die hun wijsheid niet uit hun duimen zui­gen! ...
[17] Werkelijk, de woorden van dit Wonderkind maken op mij meer indruk dan bij wijze van spreken drie Olympussen vol versgebakken goden!'
[18] Cyrenius sprak nu: 'Maro­nius, als jou dat volle ernst is, dan kan alles je vergeven worden ; maar daarover zouden we dan toch eerst nog wel een paar woordjes moeten wisselen. Laten we het voorlopig echter hier maar bij laten!'
«« 56 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.