De liefde is het ware gebed tot God. Jezus Gods Zoon. Gedachten van ongeloof van de drie priesters en de tegemoet­komendheid van het Kindje

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 91 / 302 »»
[1] Jozef kuste het Kindje en zei: Ja waarlijk, als in Jou niet het Hart van de Vader klopte, dan zou Je zulke woorden nooit heb­ben kunnen spreken!
[2] Want waar op heel de wereld is een kind te vinden van Jouw leeftijd dat uit zichzelf woorden weet te spreken van een wijsheid, die zelfs een volwassen wijsgeer nog nooit heeft gebezigd?
[3] Zeg mij dus of ik Jou voort­aan als God en Heer óók forméél moet aanbidden.
[4] Deze vraag van Jozef aan het Kind je verraste ieders gemoed,
[5] maar het Kindje zei, zachtjes tegen Jozef glimlachend: ' Jozef, weet je wel hoe een mens tot God moet bidden?
[6] Nee he, helemaal goed weet je het niet; laat Mij het je dus maarzeggen.
[7] Luister, de mens moet tot God bidden in de geest en in de waarheid, maar niet met de lip­pen, zoals het de kinderen dezer wereld doen en die dan menen dat zij God daardoor gediend hebben als ze een tijdlang hun lippen ge­wet hebben.
[8] Wil je echt in de geest en in de waarheid bidden, heb dan God van harte lief en doe wel aan ie­dereen, vrienden en vijanden, dan zal je gebed voor God waarde hebben!
[9] Maar zeg zelf, als iemand al­leen maar op geregelde tijden een poosje met zijn lippen voor God gelispeld heeft, en daarbij ook nog gedacht heeft aan allerlei we­reldse zaken die hem nader aan het hart liggen dan heel zijn lege gebed, ja nader zelfs dan God zelf, is dat dan echt ook een ge­bed?
[10] Werkelijk miljoenen van zulke gebeden zullen door God precies zo worden verstaan als de stem van een hard roepende kan worden verstaan door een steen!
[11] Maar als je tot God bidt door de liefde dan hoef je nooit te vragen of je Mij moet aanbidden als zijnde de allerheiligste God en Vader .
[12] Want wie zo tot God bidt, die bidt ook tot Mij; want de Va­der en Ik zijn één van hart en één van liefde!'
[13] Nu begrepen ze het allemaal en ook waarom Jezus Zoon van God moest heten.
[14] En Jozef gevoelde in zijn binnenste een zeer verheven he­melse zaligheid.
[15] En Maria jubelde in stilte over haar Kindje, terwijl ze al de­ze woorden in haar hart bewaar­de, zoals ook de zonen van Jozef dat deden.
[16] De drie priesters echter zei­den tot Jozef: 'Verhevenste Wijs­geer aller tijden,
[17] wij zouden graag vertrou­welijk enkele woorden met U al­léén willen wisselen, en wel op het heuveltje, waarop U gisteravond met Uw zoons zo hartelijk en stichtelijk tot Uw God hebt gebe­den.'
[18] Maar het Kindje viel hen onmiddellijk in de rede, zeggend:
[19] ' Jullie denkt zeker, dat Mijn oren te kort zijn om te kun­nen horen wat jullie op die heuvel willen gaan zeggen?! Maar dan vergissen jullie je toch, want Mijn oren reiken even ver als Mijn han­den! Houdt jullie bespreking dus maar gerust hier, ten overstaan van Mij!'
«« 91 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.