De slang in de boom

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 115 / 187 »»
[1] Na deze woorden verstomde ieders tong en iedereen dacht meer of minder na over de gebeurtenissen van deze dag en loofde en prees God in zijn hart voor zulke grote bewijzen van genade. En zij die Asmahaël reeds hadden herkend, hielden ononderbroken hart, oog en oor op Hem gericht. Asmahaël sprak intussen zachtjes met Abedam; van hetgeen werd besproken kon niemand iets verstaan.
[2] Na een tamelijk lange poos gaf Eva een luide gil en wilde vluchten; want bij het wat langer aanschouwen van de mooi in elkaar verstrengelde takken en twijgen van de boom ontdekte zij precies boven haar hoofd een bijzonder grote reuzenslang.
[3] Toen ook de vaderen die al spoedig in het oog kregen, sprongen ook zij ijlings op en wilden met Eva voor het ongedierte vluchten.
[4] Maar Asmahaël versperde hen de weg en gebood allen te blijven en hun plaatsen niet eerder te verlaten dan nadat Hij hen dat zou laten weten.
[5] En allen begaven zich weer naar hun vroegere plaats en hadden weinig vrees meer voor het ondier, terwijl zij rustig wachtten op wat er zou gaan volgen.
[6] Asmahaël trad naderbij daar de slang zich heen en weer en op en neer slingerde en wrong, en sprak haar aldus aan: "Dier van de toorn en de nacht! Wat zoek je hier, jij vervloekte?"
[7] De slang siste ten antwoord: "Degene die mij eeuwig vervolgt, zodat ik Hem te gronde kan richten!"
[8] En Asmahaël vroeg verder: "Wie is Degene die jij van een eeuwige achtervolging beschuldigt en die jou te gronde wil richten?"
[9] En de slang: "Hij is God van eeuwigheid her en Schepper van alle dingen die Hij mij heeft gegeven en Hij werd zwak, omdat Hij mijn heerlijkheid zag die groter was dan de Zijne, waarop Hij ontbrandde in het heftigste vuur van Zijn toorn, mij vervloekte, mij mijn heerlijkheid ontnam en daarmede de schandelijke wormen op aarde tooide, opdat zij aan Zijn beeltenis gelijk zouden worden; mij daarentegen begiftigde Hij met de eeuwige vloek en gaf mij deze allerschandelijkste gestalte van een worm!"
[10] En Asmahaël werd zichtbaar vertoornd en donderde de slang de volgende woorden toe: "O satan! Hoe immens groot is jouw leugen en hoe onbegrensd jouw boosheid!
[11] Wanneer heb Ik jou vervloekt en vervolgd?! Toen je eigenmachtig en uit eigen boosaardigheid door de eeuwigheden heen voor Mij vluchtte en in het onaantastbare gebied van Gods oneindige heiligheid kwam, waarin je voor alle eeuwigheden zou worden vernietigd, wie strekte toen Zijn lange en machtige arm uit, nam je in alle liefde op en verplaatste je hiernaartoe en wilde je volledig aan Zich gelijkmaken?!
[12] Maar je hoogmoed kon ook daar de allerhoogste liefde van de eeuwige, almachtige, oneindig heilige, grote God versmaden! Je verliet op schandelijke wijze het door Mij voor jou geschapen huis en wilde Mijn werk vernietigen, jij ellendige leugenaar, en Mij, je God en Schepper, te schande maken, jij boze satan!
[13] Kijk daar! Adam, een huis voor jou, leeft nog zonder jou en zal eeuwig leven en al zijn nakomelingen ook; maar van nu af aan zal jouw zaad vervloekt zijn! Ik zal van nu af aan tussen jouw zaad en dat van de vrouw een onverzoenlijke vijandschap plaatsen en dat zal jou in de afgrond te gronde richten; een vrouw zal jouw kop vertrappen en je beet in haar hiel zal haar niet vernietigen!
[14] En wijk nu terug en verdwijn! Amen."
[15] En meteen verdween het boze ondier.
«« 115 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.