Adams vreugde over zijn kinderen Jura, Bhusin en Ohorion

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 128 / 187 »»
[1] En dus snelden deze vier vlug naar de bekende plaats. En toen Adam Henoch met de drie oude kinderen naderbij zag komen, begon zijn gezicht iets op te vrolijken; en ook begon hij Mij te loven en te prijzen en Mij bovenal te danken dat zijn oog toch nog eenmaal door Mij waardig bevonden was om zijn, na Kaïn en Abel, oudste kinderen: Jura, Bhusin en Ohorion te zien.
[2] En terwijl Adam in zijn hart dankbaar zuchtte, waren de vier ook al bij hem aangekomen. En Henoch boog voor Adam, maar de drie anderen vielen voor Adam neer, zoals zij dat van oudsher gewend waren. Maar Adam ontbood meteen Seth en zei:
[3] "Seth, mijn zoon, ziehier je oudste broers en nu mijn oudste kinderen! Help hen op van de aarde en breng ze hierheen aan mijn hart en zeg ook meteen tegen hen: 'De oude vader Adam is geen gebieder meer, maar is nu alleen maar een vader wiens armen zelfs in staat zouden zijn, Kaïn liefkozend tegen zijn borst te drukken, laat staan zijn oudste kinderen en deelgenoten in barre tijden!'
[4] Zeg hen ook dat niet alleen het verloren paradijs weergevonden is, maar oneindig maal meer, grootser en onuitsprekelijk verhevener en heerlijker! En nu, ga en handel! Amen."
[5] En Seth ging meteen naar hen toe en richtte hen liefdevol op en bracht het woord van Adam over, waarop de drie oude kinderen van vreugde begonnen te wenen. En Jura zei tegen Seth: "0 mijn geliefde broer! Wat ben ik onuitsprekelijk gelukkig, evenals als wij alledrie, dat wij jou en onze zo innig geliefde vader nog een keer mogen zien!
[6] Kijk eens, lieve broer, hoe oud en uitgeput wij zijn geworden sinds de lange tijd van onze verdiende verbanning!
[7] O Gij grote Jehova, dank, ja eeuwige dank alleen aan U; want U hebt het beslist zo teweeggebracht en het hart van onze innig geliefde vader vermurwd, zodat wij hier nu weer in zijn genade opgenomen worden.
[8] Daarom, eeuwige dank en prijs aan U, O Jehova! En ook dank aan jou, lieve broer! Breng ons nu naar onze oude vader toe!"
[9] En Seth leidde hen daarheen en Adam zegende hen en drukte hen toen aan zijn hart en zei helemaal ontroerd: "O mijn kinderen, hoe gelukkig is jullie vader Adam nu!
[10] O Asmahaël! Waar is degene die U zou kunnen prijzen; want Uw goedheid is oneindig en Uw grote liefde duurt eeuwig voort!"
[11] Toen Adam enigszins van zijn liefde was bijgekomen, kwam Asmahaël dadelijk naar hem toe en zei: "Adam! Kom je er nu achter wat meer waard is: de wet of de liefde?"
[12] Maar van ontroering kon Adam niets anders zeggen dan: "O Gij, wiens naam mijn tong niet meer durft uit te spreken, Gij zijt meer, ja oneindig maal meer dan alle eeuwigheden bij machte zijn te begrijpen! Daarvoor zij aan U alleen mijn dank, lof, roem, prijs en al mijn eeuwig U aanbiddende liefde! Amen."
«« 128 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.