Over de vrijheid van de mens

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 142 / 187 »»
[1] Na deze waarschuwende woorden van Emmanuël stond Seth op en bracht, machtig aangegrepen door liefde, het volgende naar voren:
[2] "O Emmanuël Abba, vergeef ons allen onze verschrikkelijke lauwheid! Want zie, ik en ook wij allen werden door Uw buitengewone grote wonderdaden volledig gevoelloos en de woorden van Adam, Henoch, zijn begunstiging, Uw snel op elkaar volgende vurige redevoeringen en de van liefde gloeiende leerstellingen hebben onze van nature enigszins langzame geest overladen en wij konden nooit al die onuitsprekelijke heerlijkheden uit Uw heilige mond volgen; daarom waren wij ten prooi aan onze grote onmacht en rekenden heimelijk op Henoch, dat hij ons naderhand zulks weer zou bijbrengen en dat wij het dan bij tijd en gelegenheid heel aangenaam en makkelijk zouden kunnen begrijpen.
[3] Maar een heel ander heilig licht uit U toont ons allen nu, dat al deze zojuist aangevoerde redenen niet op die manier werken, maar dat het onze eigen trage wil was, die dat door een dergelijke ergerlijke lauwheid allemaal in ons teweegbracht; O Emmanuël, wek daarom onze nog steeds dode wil en sterk onze zwakke harten met Uw genade, opdat wij in staat zijn datgene wat U met Uw heilige mond zei levend in ons op te nemen en ons leven daarna op een U welgevallige wijze in te kunnen richten! Amen."
[4] En Emmanuël antwoordde Seth en zodoende ook alle anderen het volgende: "Seth, zie, Ik reinig jullie omwille van de waarheid van je bekentenis! Maar je waarheid is even naakt als jullie zelf zijn voor Mij; bekleed daarom je hart met de vrije liefde tot Mij, opdat je levend zult worden! Want Ik kan je alles geven; alleen de vrije liefde van je hart tot Mij, die kan Ik niemand geven! En als Ik al zoiets zou doen, wat zou dan je liefde betekenen?
[5] Ik zeg je, zij zou niets anders dan een vreemde prikkel in je zijn die je zou willen dwingen om Mij tegen je wil lief te hebben en bijgevolg ook te aanbidden!
[6] Maar Ik heb jullie als vrije mensen en kinderen geschapen en heb iedereen zijn eigen ruime aandeel van de liefde gegeven, en die bewerkstelligt het leven in je. Met deze vrije eigen liefde moet je Mij omvatten, dan zul je het leven in jezelf omvatten!
[7] Ik heb iedereen zoveel gegeven dat zijn aandeel heel goed uitgemeten is, zoals er in iedere zaadkorrel een uit de liefde stammende levende kiem gelegd is. Wanneer het zaad in de aarde gelegd wordt, verzamelt de liefde dauw om zich heen. Deze dauw vernietigt het de levende kiem omsluitende vlees en maakt de levende kiem vrij. Is deze nu vrij, dan begint zij gretig de haar omringende liefdes- en levensdauw in zich op te nemen en wordt allengs steeds groter, breekt dan spoedig op eigen kracht uit boven het aardrijk en verheft zich vrij, strevend naar het licht van de zon. In een dergelijke vrijheid wordt zij sterker en zo wordt uiteindelijk uit de bijna onzichtbaar kleine kiem een machtige, sterke boom, boordevol leven en bijgevolg vol met duizenden vruchten; en al het leven is een voor de boom kenmerkend leven, waaruit zijnsgelijke duizendvoudig voortspruit.
[8] Zie nu, en vraag jezelf af, of het ook niet zo staat met de eigen vrije liefde in jezelf, die een ware kiem van het eeuwige leven in jullie vlees is, gelijk aan de materie van de zaadkorrel.
[9] Mijn woord en Mijn liefde voor jullie is de liefdesdauw en doet hetzelfde met je als met de zaadkorrel in de aarde. Neem daarom Mijn woord in je op, opdat dat het wereldse in je vernietigen zal en dan je liefde, die het ware eeuwige leven is, waarachtig vrij zal maken! Pas in dit vrije leven zullen jullie dan een nuttige vruchtboom worden en kunnen doen, wat voor het leven noodzakelijk is; maar nu is jullie opgave geen andere dan je levend en vrij te maken in de ware liefde tot Mij, opdat je daardoor pas waarachtig levend zult worden in Mij en door Mij, je ware, eeuwige, heilige Vader! Amen.
[10] En ga nu aan de rechterkant van het altaar staan en sla het offer van Henoch in jezelf gade en laat je hart, waarin nog maar een zwakke liefde woont, door de geheiligde offervlam verwarmen! Amen."
[11] En allen volgden het woord van Emmanuël op en stelden zich aan de rechterkant van het altaar op, die naar de middag was gekeerd. Aan de kant van de morgen stonden Emmanuël, de offerende Henoch, Lamech en de andere gewekten. En de zijden naar de avond en middernacht gekeerd waren vrij voor al het volk.
[12] En toen alles voor het offer nu dus goed was voorbereid en geregeld, liep Adam nog een keer naar Emmanuël toe en vroeg Hem vervuld van innige, zuivere liefde en de meeste hoogachting:
[13] "Emmanuël, U zult ons na dit offer toch niet onmiddellijk verlaten, maar op de sabbat van morgen nog vol genade het offer op de heilige hoogte wijden en het ook in genade aannemen? Want zie, de in de morgen, middag en avond wonende kinderen hebben U nog niet herkend! O, wat zullen die gelukkig zijn wanneer ook zij U in ons midden zien en een woord des levens uit Uw heilige mond kunnen horen!
[14] Maar, O Emmanuël, niet mijn of onze wil, maar altijd slechts Uw wil geschiede nu en voor eeuwig! Amen."
[15] En Emmanuël zei daarop tegen Adam: "Zie, je maakt je zorgen en je zorgen zijn niet misplaatst omdat je de vader bent van al het vrije bloed op aarde; maar er is één ding in je bezorgdheid dat aan de ijdelheid van het uiterlijke leven grenst en dat is het zichtbaar zijn van Mijn wezen in een op jullie gelijkende persoon! Meen je dan dat als Ik onzichtbaar voor je ben, Ik minder tegenwoordig en een minder hulpvaardige Vader ben dan in Mijn zichtbaarheid?!
[16] Kijk, dat is zinloos; tegen jou zeg Ik nu, het is voor iedereen beter Mij in wezen niet te aanschouwen, maar alleen door de liefde in eigen hart! Want Mijn zichtbaar zijn is voor jullie een dwingende verplichting, Mijn onzichtbaarheid echter is je vrijheid van leven; maar door de dwingende verplichting kan niemand tot het eeuwige leven komen, maar alleen door de vrijheid, die de zuivere liefde tot Mij is!
[17] Degene bij wie Ik zou komen en blijven, zou door Mij worden verzwolgen; want het vuur van Mijn liefde is te oneindig, dan dat een nog sterfelijk, slechts voor de onsterfelijkheid geschapen wezen in staat zou zijn het te verdragen. Maar indien iemand in vrijheid naar Mij toekomt, nadat Hij Mij tevoren in zijn hart gezocht heeft, heeft hij zich bestendig gemaakt en is ook sterk geworden, vandaar dat Ik hem niet meer zal verslinden, maar op zal nemen om Mijn oneindigheid voor eeuwig te aanschouwen en om eeuwig vrij te kunnen genieten van de uitvloeiselen van Mijn oneindige liefde en genade!
[18] Maar op grond van jouw verzoek zal Ik ook morgen een ogenblik voor al je kinderen zichtbaar en hoorbaar worden; begrijp dat goed! Amen."
«« 142 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.