De vrijpostigheid en verootmoediging van Kisehel met de scherpe tong

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 176 / 187 »»
[1] En dus gingen de zeven op weg en kwamen natuurlijk ook al gauw bij het altaar aan. Toen zij daar waren, stapte de zeer kordate Kisehel onmiddellijk op de hoge Abedam af en bekeek Hem meteen nauwkeurig van top tot teen en vond niets aan Hem dat hem zou hebben kunnen opvallen, behalve een serieus vriendelijk karakter, waardoor hij dan ook meteen genoeg moed schepte om zich vervolgens met de hem nog onbekende in een onderzoekend vraaggesprek in te laten, dat als volgt verliep:
[2] "Beste vreemdeling, zie, wij hebben allen onze broeder Sethlahem lief; want er schuilt veel wijsheid in hem en reeds dikwijls is hij met de goedheid van zijn hart en zijn wijsheid voor ons allen van nut geweest afgezien van sommige al te scherpzinnige waarnemingen - en hij is te allen tijde een lichtend voorbeeld voor ons geweest! Alleen deze keer schijnt hij tot ons aller spijt op het funeste punt te staan, waarover wij ons zorgen maken, om met zijn aloude lichtgelovigheid, wat een fout van zijn te levendige verbeelding schijnt te zijn, jouzelf voor Jehova te houden, omdat hij bij jou, wat ik hem ook helemaal niet zou willen en kunnen betwisten een hoge wijsheid opgemerkt heeft!
[3] Zie, ook als jij werkelijk wijs bent, gaat dat toch wel een beetje te ver!
[4] Indien je bij je niet te betwijfelen wijsheid ook maar een beetje liefde bezit, praat dan de arme Sethlahem een dergelijke dwaasheid van zijn hart en verstand toch weer uit zijn hoofd!
[5] Want Jehova en jij zullen toch wel evenzo van elkaar te onderscheiden zijn, als een punt zich van de eeuwige oneindigheid onderscheidt?!
[6] Ik verzoek je daarom uit naam van al mijn broeders: doe ons allen uit broederliefde - waaraan op grond van je voorkomen jouw hart zeker geen gebrek zal hebben - het grote genoegen en breng het hoofd en het hart van onze broeder Sethlahem weer in orde! Amen."
[7] En de hoge Abedam antwoordde Kisehel en zei: "Kisehel, Ik heb je hart grondig doorzien en heb gevonden dat het slechts voor de helft met broederliefde en voor de andere helft met zichzelf liefhebbend leedvermaak is vervuld!
[8] Je hebt enerzijds naast je goede mening over je broeder je anderzijds immers ook voorgenomen, dat ingeval zijn oordeel niet bevestigd zou worden, je hem met je spitse tong eens flink onder handen zou nemen en hem breeduit uit zou lachen!
[9] Omdat je nu aanspraak maakte op Mijn broederliefde, zou Ik van jou toch graag willen vernemen voor welke schade - voor zijn hart of voor zijn hoofd - Ik hem allereerst moet bewaren!
[10] Mijnerzijds voel Ik meer voor het hart, - jij van jouw kant weer meer voor zijn hoofd! Maar als Ik hem moet redden, dan zou Ik hem liever helemaal redden en niet alleen maar voor de helft; zeg Me daarom hoe zoiets te regelen zou zijn!"
[11] En Kisehel bezon zich niet lang en antwoordde Abedam: "O vriend, jouw wijsheid is waarachtig groot en gaat al mijn begripsvermogen daarover te boven! Maar dat je mij bij al je wijsheid nog iets kunt vragen, zie, dat is nieuw voor mij; want wijzen van jouw slag, waarvoor zelfs de harten van de broeders niet veilig zijn, plegen gewoonlijk niet meer te vragen, maar alleen te onderrichten!
[12] En zo zul je voor deze keer je er ook mee moeten vergenoegen dat ik je het antwoord schuldig blijf!
[13] Wat zal het uitmaken als je zijn hoofd weer in orde hebt gebracht?! De wereld zal daardoor toch niet te gronde gaan, als ik mijn onbetekenende, slechts goedgemeende dreigement achterwege laat?!
[14] Dat was immers toch al niet meer dan slechts een lichte scherts!
[15] Ik heb je immers van tevoren duidelijk genoeg te kennen gegeven dat wij allen broeder Sethlahem liefhebben; waarom vraag je dan vervolgens om iets dat jouw de harten doorschouwende wijsheid geen grote eer aandoet?! Of hoeft de wijze niet consequent te blijven?!
[16] Een wijsheid met leemten is nog ver van een ware, logische wijsheid!
[17] Herstel daarom eerst deze fout en ik zal je antwoorden!"
[18] (Zich tot Sethlahem kerend): "Broeder Sethlahem, zie, daar blijkt nog lang geen Jehova uit! - Ik hoop, dat ons spoedig klaarheid zal worden verschaft!"
[19] En de hoge Abedam keek Kisehel ernstig aan en zei tegen hem: "Waarlijk, als je zo doorgaat, dan zal Jehova wel bij jou in de leer moeten gaan en wijsheid zonder leemten van je leren!
[20] Maar opdat je inziet - en uiteindelijk uit het verstand verdwijnt, dat Jehova's wijsheid geen leemten heeft, kijk daarom in de richting van de morgen! Zie je daar goed de grote hoop verstrooide stenen die deze nacht door de verwoesting van de Adams grot als een getuigenis van Jehova's leemteloze wijsheid voor jou zijn veroorzaakt?
[21] Begrijp jij zulke wijsheid? Kun jij met je logische wijsheid deze grot precies zoals zij eertijds was, weer opbouwen?
[22] Zie je ontkent dat en je vraagt in je hart aan Mij of Ik ertoe in staat zou zijn!
[23] Maar ook Ik blijf het antwoord schuldig en zeg alleen tegen de grot: 'Verrijs!'
[24] Zie, de grot staat daar reeds kant en klaar!
[25] Wil je ernaartoe gaan, voor het geval je geloof misschien te zwak is, om je aanschouwelijk van buiten en van binnen te overtuigen dat de grot zich in alles volkomen tot aan het kleinste zandkorreltje toe in haar vorige, oude toestand bevindt?
[26] Maar je antwoordt Mij gelovig in je hart, dat dat niet nodig is; voor wie het uiterlijke mogelijk is, voor die zal het binnenste toch ook even gemakkelijk mogelijk zijn!
[27] Omdat je dat logischerwijze bevestigt, vertel Mij dan hoeveel leemten jouw wijsheid nu nog in de Mijne ontdekt!"
[28] En Kisehel met alle overigen, uitgezonderd Henoch, die de macht van de Heer goed kende en Hem loofde en prees, stonden daar als versteend. Een grote angst greep hen allen aan en niemand had de moed om ook maar één woord over zijn lippen te brengen.
[29] En Abedam vroeg nu wederom aan Kisehel: "Kisehel, waarom blijf je Mij nu een antwoord schuldig?
[30] Zie, Ik heb je al weer gevraagd en je misschien een nieuwe leemte in Mijn wijsheid onthuld! Waarom zwijg je thans en verwijt je Mij mijn tekortkoming niet, nu Ik Mij bij jou als leerling aanmeldde?"
[31] En Kisehel viel voor Abedam neer en zei wenend: "O Heer van hemel en aarde, bestraf de worm die in het stof voor U ligt niet te streng! Ik erken nu mijn eeuwige schuld voor U. U die in staat was de vernielde Adamsgrot weer zo makkelijk op te bouwen, U zult Zich toch ook eens ontfermen over de worm in het stof en zult niet te vertoornd zijn over mijn blindheid, die de zon loochende! Uw eeuwige heilige wil geschiede! Amen."
[32] En Abedam zei tegen hen: "Sta op en ga terug naar je vorige plaats en tracht Mij in jullie harten te erkennen! Want dit inzicht is voor jullie slechts een gericht des doods; maar wanneer je in de liefde van je hart Mij zult hebben erkend, dan pas zal het erkennen van Mij jullie tot leven strekken!
[33] Wanneer jullie hart je Mijn naam zal noemen, kom dan weer bij Mij, opdat Ik jullie dan uit de aarde, die met uitzondering van Sethlahem je nu heeft verslonden, volledig laat opstaan!
[34] En ga nu en doe wat je is bevolen! - Maar jij, Sethlahem, blijft hier! Amen."
«« 176 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.