Het goddelijke woord in het mensenhart

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 61 / 187 »»
[1] En toen Henoch deze woorden had beƫindigd, stond Seth meteen weer op en zei: "0, wat zijn wij en wat kunnen wij? Niets!
[2] Toegegeven, als wij als mensen met elkaar spreken, dan komt ons dat wijs voor; maar nu is het mij duidelijk geworden dat al onze wijsheid voor God louter dwaasheid is, die Hem zeker niet kan bevallen.
[3] Luister, was mijn eerdere rede er niet een die slechts aan het edelste hart van een mens kon ontspruiten?! Wat is zij nu? Niets dan ijdele dwaasheid; en daardoor lijk ik op een verbijsterd mens, die met zijn gedachten over de hele wereld verstrooid, in zijn woning naar zijn huis vraagt!
[4] Maar, waarom, waarom konden wij onze ijdele dwaasheid niet eerder helder inzien en gaven wij ons zo ontzettend bloot voor de Heer? Het komt doordat wij allen tezamen blind zijn, anders zou het immers onmogelijk zijn dat wij daarover onze Henoch met een totaal onnodige vraag voor niets zouden hebben kunnen verontrusten. Wij hebben toch immers zelf zonder meer de wonderbaarlijkste beschikking afkomstig van boven door Abel, Henoch, Enos, Kenan en tenslotte op wonderbaarlijke wijze door Asmahaƫl naar waarheid bevestigd gekregen - en voordien wilden wij de woorden van Henoch liever wantrouwen dan onze eigen blindheid in te zien! Welk een absurde dwaasheid! Was zij toch maar nooit door ons begaan; want hoe onbetamelijk is het nu, je als vader voor je kinderen te moeten schamen!
[5] Maar het is nu eenmaal niet anders en laat het daarom aan de Heer opgedragen worden!
[6] Maar in mijn hart denk ik: de liefdevolle, heilige Vader zal in Zijn grote mildheid mij en ons allen onze bezorgde vreesachtigheid ten goede aanrekenen, en ons in Zijn liefde raad geven en niet in Zijn wijsheid, ten opzichte waarvan wij zo buitengewoon nietig zijn, en Hij zal ons aanzien als slapende kinderen die dromen dat zij wakker zijn, of tenminste met gesloten ogen van mening zijn dat als zij niets zien, ook de ontwaakten niets kunnen zien!
[7] O Henoch, ga je gang en schud ons wakker; eens zal toch de tijd komen, dat ook wij zullen zien wat jij ziet en wij allemaal door jou, nu en mettertijd!
[8] In de toekomst zal het zo zijn, dat de Heer de kinderen tot leraren van hun ouders zal opwekken en de ouders een kinderlijk hart zal geven. En eens zullen er na ons nog kinderen komen die in hun onmacht grotere dingen zullen verrichten dan wij met al onze kracht. En zo zal altijd de wil van de Heer geschieden!
[9] En jij, Henoch, sta op en zeg mij, of ik zo goed heb gesproken en verkwik daardoor de harten van ons allen! Amen."
[10] Hierna keek Henoch alle vaderen met een vriendelijke liefdevolle glimlach aan en zei: "O lieve vaderen, vergeef me mijn menigmaal schijnbare hardheid; want niet ik, jullie zoon Henoch roer mijn tong om woorden te vormen die je kunt begrijpen, maar de Heer bestuurt haar zoals het Hem bevalt. Maar het werktuig kan er niets aan doen als de Heer het naar Zijn welgevallen gebruikt! En als ik dan over dingen spreek waarvan de zin verborgen ligt als de kiem in een zaadkorrel, dan leert de gang van zaken en hier de goedgeordende natuur ons immers reeds, dat ook de kiem uit de zaadkorrel niet meteen een rijpe vrucht voortbrengt zodra die in de aarde gelegd word, - maar de korrel om de kiem moet eerst vergaan en verrotten; dan pas komt het leven vrij en groeit geleidelijk op onder menige storm, onder zonneschijn en regen tot een zegenrijke, duizendvoudige vrucht.
[11] Zie, precies zo is het ook met ieder woord van de Heer! Zoals het is gegeven zal het geen vrucht voortbrengen, - maar als het in het aardrijk van onze harten wordt gelegd, dan wordt het veilig omhuld door zijn harde schil daarin gelegd. Wanneer deze harde schil dan door onze liefde oplost en in ons hart verteerd wordt, zie, dan zal de levende kiem of het levende begrijpen van hoe te handelen door het licht van de zon van de geest voor de dag komen en onder menige stormachtige beproevingen, liefdesregen van boven en genadelicht van de heilige, liefdevolle Vader goed gedij end rijpen tot de onschatbare vrucht van alle leven en van alle liefde in de wijsheid van God, onze Vader!
[12] O vaderen, zie zo is het volgens de wil van de Heer; en zo moeten wij ook ieder woord van Hem opvatten! En pas zo kunnen wij de Heer laten zien dat wij zijn waarachtige kinderen zijn, die het woord van hun Vader begrijpen en Zijn stem steeds goed herkennen. Amen."
«« 61 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.