De hongerige tijger

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 73 / 187 »»
[1] Nadat Asmahaël zijn woorden had beëindigd, stond Adam op en was vol lof over Asmahaël omdat hij zoveel deemoed aan de dag gelegd had, waaraan meer wijsheid ten grondslag lag dan aan de woorden van Sethlahem en al zijn kinderen; daarop wendde hij zich weer tot Enos en Kenan en beduidde hen de kinderen van de middag voor de komende sabbat uit te nodigen, "opdat zij nog voor zonsopgang zullen verschijnen voor het ochtend brandoffer, dat wij Jehova moeten, willen en zullen brengen!"
[2] En direct bekommerden die twee zich om hun aangelegenheden. Hierna brachten de kinderen verfrissing en versterking voor de hoofdstamvaderen en deze namen die aan, aten en dronken en gaven ook Asmahaël te eten en te drinken.
[3] Maar toen het dier de hoofdstamvaderen zag eten en drinken, werd het onrustig, sperde zijn muil wijd open en begon met zijn staart om zich heen te slaan.
[4] En Adam zei tegen Henoch: "Henoch, kijk dat dier toch eens; wat zou dat te betekenen hebben? Kalmeer het, anders zou het niet goed zijn met hem verder te reizen! Amen"
[5] Henoch stond meteen op en zei: "Denken jullie dan dat zulke dieren van de lucht leven of gras eten?! 0 neen, dat alles is tegen de voor hen gestelde ordening! Het wil wat voedsel; breng daarom drie levende, onreine dieren, opdat het zich verzadigen kan!"
[6] Er werd terstond voor drie bokken gezorgd. Henoch zei nu tegen Asmahaël: "Kijk, voer voor jouw lastdier! Stijg af en breng het hem als voedsel en ten teken dat jij je onzuiverheid uit de diepte aan de wachter brengt om te verslinden!"
[7] En Asmahaël deed voor het aangezicht der vaderen onmiddellijk hetgeen Henoch hem had aangeraden.
[8] Maar toen Asmahaël het dier de drie bokken voorhield, raakte het die niet aan, maar sloeg met zijn staart van zich af en begon geweldig te brullen.
[9] Allen werden bang op Henoch na, die nog niets had genuttigd van de aangereikte verfrissingen, maar daarvoor in de plaats zich in stilte aan Mijn liefde laafde, hetgeen hem zeer versterkte.
[10] Adam sprak Henoch nog eens aan: "O Henoch, zie toe, dat je ons niet op een dwaalspoor brengt; want het dier slaat het door jou gevraagde voedsel af! Raad ons wat te doen, als je wilt; want ik maak mij zorgen over Asmahaël! Hoe huiveringwekkend is zijn verzet en hoe donderend zijn gebrul; het gaat zo verwoed tekeer alsof het ons allemaal wil verslinden! Geef ons daarom raad en hulp, als je wilt en kunt!"
[11] Henoch liep onmiddellijk naar het dier toe en sprak het als volgt aan: "Kalmeer, want ik begrijp jouw manier van doen heel goed; opdat evenwel ook die daar het zullen begrijpen, laat daarom je brede en lange tong losgemaakt zijn! En laat dan nu horen wat je op je hart hebt en wat je tot zo'n afschrikwekkende manier van doen noopt!"
[12] En vrijmoedig stapte het dier meteen te midden van de vaderen en liet goed verstaanbaar de volgende woorden uit zijn ver opengesperde muil klinken:
[13] "Luister, jullie hardhorende mensen die ziende blind zijn! Het is waar, in elk haar voel ik honger omdat ik drie dagen lang niet naar voedsel heb kunnen jagen en daarom zal ik in mijn nood ook het mij gegeven onzuivere voer wel verorberen; maar voorheen was mij dat niet mogelijk, totdat het mij mogelijk gemaakt werd jullie allen, op één na, erop te wijzen, in welke hoge mate onredelijk en onjuist het is Gods gaven in de mond te steken, voordat je daarvoor tot de heilige Gever om de zegen hebt gebeden en Hem daarna in alle deemoed en liefde voor zo'n groot dubbel geschenk hebt bedankt.
[14] Weten jullie verblinde dwazen dan niet, dat er op aarde geen zuiver gras meer groeit dat geschikt zou zijn om de onsterfelijken tot voeding te dienen, opdat zij niet verloren zullen gaan?!
[15] Moet het dan niet jullie vurigste wens zijn dat de grote, heilige Gever het altijd voor je zal reinigen en iedere kost zal zegenen tot het welzijn van je leven?!
[16] O schaam je, jullie die zulke nabije getuigen van de alomtegenwoordigheid van de Allerhoogste zijn! Jullie zijn geroepen om van Hem te getuigen en kunnen Hem vergeten, waar je je Hem het allerbeste zou moeten herinneren!
[17] O, hoe ondankbaar is jullie vrijheid vol leven en je liefde tot Hem belijden jullie slechts met woorden, zodat zelfs ik als een verscheurend dier met terecht misnoegen vervuld wordt, als ik een dergelijk vergrijp bij de kinderen van God moet aanzien! Jullie zouden de diepte wel willen vervloeken; maar in je eigen diepte steekt zoveel ondankbaarheid, dat zelfs jullie lichamelijk het grootste onheil in de diepte zullen brengen, als jullie je niet meer om de dankbaarheid en de ware liefde in je harten zult bekommeren!
[18] Ik zou de onzuiverheid van Asmahaël moeten verslinden; maar ik zeg en raad jullie: leg veeleer de onzuiverheid van je ondankbare harten op de bokken, opdat ik niet slechts een drager van Asmahaël, maar veelmeer de drager van jullie grote ondankbaarheid zal worden!
[19] Nu, Asmahaël, breng me de bokken en doe wat de vaderen je hebben aangeraden en belast de bokken met de vloek, opdat de berouwvolle vaderen gereinigd deze plaats mogen verlaten en jij en ik met hen; het zij zo!"
«« 73 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.