Werken van wijsheid en werken van liefde

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 89 / 187 »»
[1] En Adam stond op, vouwde zijn handen, sloeg zijn ogen op naar de hemel en terwijl hij zijn hart volledig tot Mij verhief, zei hij zeer ontroerd: "O Vader, grote, heilige Vader, o Gij eeuwige liefde! Hoe kan, hoe zal ik U danken?!
[2] Wij bestonden niet, - U liet ons ontstaan, opdat wij ons zeer verheugen over ons zalige bestaan in Uw oneindige liefde, erbarming en genade! U hebt ons zodanig geschapen dat wij reeds in lichamelijke toestand net als U tot bijna iedere denkbare genieting in staat zijn, want wij kunnen horen, zien, ruiken, proeven, tasten, waarnemen en voelen, ja wij kunnen zelfs met grote kracht liefhebben - U bovenal en onze kinderen als ons eigen leven.
[3] Wij kunnen gaan, staan, liggen, zitten en wij kunnen ons wenden naar believen en duizend keer onze ledematen buigen en ons hoofd en onze ogen naar alle kanten bewegen; en onze tong hebt U gezegend, opdat zij een levende spraak der liefde uit U zou spreken tot wederzijds begrip! O, wie is in staat U naar waarde en redelijkheid te danken; want niet te meten zijn Uw grote daden van liefde ten opzichte van ons, oneindig kleine begunstigden!
[4] O, hoe volslagen niets zouden wij uit onszelf zijn; dat wij iets zijn, zijn wij immers slechts door Uw daden van liefde, en ons leven is Uw liefde en al ons weten is Uw genade!
[5] O Vader, hoogst goede, grote, heilige Vader! Ons verdeemoedigde hart, nu boordevol kinderlijke liefde tot U, zie dat genadig aan en neem het aan als de beste dank die wij in staat zijn U te brengen; want wanneer onze tong iets voort moet brengen dat U volkomen waardig is, dan is hij in hoge mate afhankelijk van Uw zegen. En brengt hij dan iets voort, dan is dat niet meer ons, maar altijd alleen Uw werk; Uw woord en werk is immers voor U toch eeuwig de grootste lof, hetzij op zichzelf of door onze tong!
[6] Daarom hebben wij niets dat U ons geheel in eigendom gaf, behalve de liefde en de zonde.
[7] O Vader! Als ik de liefde niet zou hebben, wat zou ik dan anders hebben dan zonde en dood? Zou ik U ook in de zonde kunnen loven en in de dood prijzen?!
[8] Daarom gaf U mij de liefde, opdat niet alleen zonde en dood mijn werk zouden zijn, maar ook de liefde en haar levende werken, zodat deze werken uit de liefde geheel en al mijn werk zouden zijn maar uit Uw genade en erbarming geheel en al alleen Uw werk!
[9] O heilige Vader, toen ik slechts de wijsheid bezat, kon ik geen ander werk verrichten dan dat van de zonde en was gedwongen U met mijn zonden te loven en te prijzen! U nam destijds de onreine loftuiting aan als was het zuiver uit Uwen daardoor ook uit mijn liefde, terwijl het toch slechts een onrein werk van de zonde was!
[10] Ik scheidde de kinderen door het rechtvaardig schijnende oordeel van de mij door U ingegeven wijsheid. En aangezien ik geloofde dat die wijsheid mijn eigen wijsheid was, was mijn werk een zonde; en zodoende loofde ik U in mijn zonde en zou daaraan te gronde zijn gegaan. Nu echter gaf U mij de liefde en niet meer wijsheid dan zoveel als de liefde daarvan kan bevatten, opdat ik niet meer verstrooien, maar verzamelen zou. In de verstrooiing schuilt de dood, slechts in het verzamelen woont het leven, laat mij daarom nu weer in liefde en door liefde allen verzamelen die ik door mijn slecht toegepaste wijsheid heb verstrooid.
[11] Ik dank, loof en prijs U, heilige Vader, dat U ons Henoch en de vreemdeling gegeven hebt, opdat zij ons eerst blind maakten in de wijsheid, zodat wij pas daarna in het toenemende duister in staat waren het vuur van de liefde uit U op te nemen; want in het vuur van de liefde uit U, heerst alleen het samengebundelde leven, zoals in de wijsheid de dood der zonde heerst door de verstrooiing! O laat nu dit vuur tot een geweldige brand in ons worden, opdat het al onze dwaasheid zal verteren en al onze slechte werken verslinden!
[12] Laat ons allen elkaar in Uw liefde en erbarming terugvinden en in Uw erbarming en genade bijeenkomen, en laat ons morgen op Uw heilige sabbat een nieuw feest der liefde vieren, waarin wij U, o heilige Vader, een meer welgevallige dank-, lof- en prijsdienst geloven, en in alle liefde hopen, te brengen - dan eertijds in al onze vermeende wijsheid en onbillijke gerechtigheid.
[13] O boven alles goede, heilige Vader, laat onze uitnodiging de eerste stap zijn die ons allen weer tot U zal voeren voor nu en voor eeuwig! Amen.
[14] En jullie, Henoch, Asmahaƫl, Seth en Kenan, ga naar de kinderen en wek hen op in de ware liefde tot elkaar en nodig hen uit voor morgen tot het samenbundelen van het leven en doe met hen wat de liefde je gebiedt; wat je ook doet, doe dat in naam van Jehova voor nu en voor eeuwig! Amen."
«« 89 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.