Henoch spreekt tot Horadal en zijn leger

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 101 / 280 »»
[1] Maar nu riep de hoge Abedam Henoch bij Zich en zei tegen hem: 'Henoch, zie, deze verblinden zijn niet in staat woorden uit Mijn mond aan te horen en in hun leven op te nemen, omdat reeds hun gehele geest een geest van de slang is!
[2] De woorden die uit Mijn mond komen zijn dodelijk voor diegenen, die nu meer vanuit de geest van de slang leven.
[3] Open jij daarom nu je mond in Mijn naam en deel hen Mijn wil mee zoals jij die in jezelf zult vinden!
[4] Pas daarna zal Ik drie woorden zeggen tegen de mensen van dit geslacht, hetzij tot leven of ten dode! Amen.'
[5] Toen Henoch deze opdracht van Mij vernomen had, dankte hij Mij in de volheid van zijn liefde voor Mij, loofde en prees Mij luid ten overstaan van allen uit de diepte en richtte toen de volgende woorden tot Horadal:
[6] 'Horadal, luister, wat je nu uit mijn mond zult vernemen, begrijp dat goed en overweeg het diep in je hart; want wat ik je nu ga zeggen, is niet mijn woord, maar enkel en alleen het heilige woord van Diegene die in ons midden is en mij geroepen heeft om aan jouw oren Zijn heilige wil bekend te maken, omdat je de stem van Zijn mond niet zou kunnen verdragen zonder het leven te laten.
[7] Want je huidige leven is een leven van leugen en alle kwaad dat uit de leugen voortkomt, en dat is de oude, hoogmoedige, weerbarstige, afvallige geest, die nooit meer wil omkeren tot Hem, die hem liet ontstaan, maar zichzelf in plaats daarvan liever voorliegt dat hij de almachtige geest aller geesten is, terwijl hij toch zwakker is dan een vlieg en geen andere kracht heeft dan alleen in de leugen, waarin hij een grootmeester is.
[8] Een dergelijk leven is geen leven, maar een absolute dood; deze kan zich echter niet staande houden als de levende stem van God over hem komt, maar gaat volkomen te gronde net als de leugen in het licht van de waarheid.
[9] Maar zolang de leugen niet aan het licht gebracht wordt, volhardt zij in haar bedrieglijke schijnbestaan alsof zij werkelijk bestaat; maar in het licht van de waarheid houdt zij plotseling op te bestaan alsof zij er nooit geweest is.
[10] Het woord uit Gods mond is immers het allerhoogste licht! Als dat in volle omvang over jou zou komen, terwijl jij niets dan pure leugen bent, wat zou dat wel niet voor gevolgen voor je hebben?!
[11] Opdat je niettemin zult zien hoe groot de liefde van Jehova is, heeft Hij mij opgedragen om in Zijn naam met je te spreken.
[12] En Zijn liefde is zo groot dat Hij zelfs de leugen ontziet door Zijn almachtige licht terug te trekken, en er slechts heel weinig van terug te laten keren; zo kan zelfs de leugen, als zij vrijwillig de vonkjes van Zijn licht wil opnemen, in een werkelijk leven overgaan, dat geleidelijk aan in staat zal zijn om ten slotte zelfs de volle omvang van het goddelijke licht te doorstaan en dan ook in en vanuit dit licht over te gaan in lijn oneindige liefde om daarin een nieuw schepsel te worden, ja een schepsel der liefde, om zo het kindschap van de hemelen te beƫrven en daarna ten slotte zelfs het kindschap van God.
[13] Zie, deze woorden uit mijn mond zijn nu die terugkerende vonkjes; als je die in je op wilt nemen, kan er met jou gebeuren wat ik zojuist uitgesproken heb!
[14] Volhard je echter in je leugen, dan zeg ik je in naam van Degene die nu als ren ware, uiterst liefdevolle Vader in ons luidden is:
[15] Zie, de Heer van hemel en aarde, de almachtige God van eeuwigheid tot eeuwigheid, komt en zal komen met vele van Zijn heiligen om met Zijn licht een gericht te houden over al wat leugen is, en om te straffen alle goddelozen die in de leugen leven vanwege hun goddeloze werken en goddeloze levenswandel, waardoor zij goddeloos geweest zijn; ook vanwege de hardheid en de vele laster die zulke goddeloze zondaars tegen Hem hebben geuit!
[16] Wie is er echter goddeloos? Zie, wie net als jij een leven in de leugen leidt, waarin geen waarheid meer bestaat!
[17] De waarheid echter is het goddelijke licht, dat niet in de leugen aanwezig is; maar wie een en al leugen is, waarvoor iedere waarheid een dodelijk gericht is, die is toch zeker net zo goddeloos als jij en al jouw handlangers!
[18] Aan hun is nu door God het onvermijdelijke gericht aangezegd; want niet altijd zal Hij Zijn oneindige licht temperen om de zondaren te ontzien.
[19] Maar wanneer Hij zal komen met Zijn licht, vertel me dan eens hoe een zondaar, wiens wezen een en al leugen is, zich dan kan handhaven?!
[20] Sta nu op, en verzamel je leugenachtige volk om je heen, maar verzamel ook deze vonkjes in jezelf en zorg ervoor dat het volk dat ook doet!
[21] Werp jullie wapens van de leugen weg en trek het kleed van berouw aan en van de ware deemoed, opdat jullie mogen ervaren wat de liefde van de grote God allemaal doet voordat Hij het oneindige licht van Zich uit laat gaan, waarin alle gedachten openbaar worden!
[22] Trek derhalve in de richting van de middernacht en laat niemand meer wensen om Hanoch weer te zien! Want de Heer heeft voor jullie allen reeds een land bereid; daarin zullen jullie voortaan een leven leiden van ware ommekeer tot God.
[23] Ga nu en vervul voor de eerste keer de wil van de ware God, dan zal Adam je zegenen, opdat jullie dan in vrijheid naar het aan jullie toegewezen land mogen trekken !
[24] De wil van de Heer zij met je! Amen.'
«« 101 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.