Een evangelie voor de kletsers en mooipraters

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 134 / 280 »»
[1] Pas hierna kon Mahalaleël zijn eland openen en het volgende zeggen:
[2] 'O heilige, grote Waarheid, eeuwig Licht van alle licht, wat een diepte, wat een volheid van de heilige ordening in U, allerliefdevolste Vader!
[3] O, kon ik al deze dingen toch maar goed begrijpen!
[4] Maar, o liefdevolle, heilige Vader, mijn ziel weet er niet zo goed raad mee!
[5] De geest verwekt de geest, de ziel verwekt de ziel - en het vlees wederom liet vlees!
[6] En alles zodanig, dat het ene bestaat in het andere en ook door elkaar, en wel zo, dat ook het ene uit het andere voortkomt en het ene een voorwaarde is voor het andere; het ene is er voor het andere.
[7] Uit het al der dingen bestaat de mens in zijn voleinding en die is het einddoel van al het geschapene!
[8] O Vader, hoe oneindig groot is Uw wijsheid! U spreekt nooit een overbodig woord, en ieder woord uit Uw mond is in de hoogste volheid werkelijk waar.
[9] Van dat alles ben ik mij heel goed bewust en ik begrijp het een en ander ook wel; maar ondanks dat alles moet ik helaas toch weer het droevige getuigenis over mijzelf geven, dat mij van Uw vroegere genade zo menig woord, ik wil niet zeggen geheel en al, maar toch ten naaste bij - voor het grootste deel - niet bepaald onbegrijpelijk, maar toch zo - in zekere zin duister was! Dat wil zeggen, wat het woord op zichzelf betreft, heb ik wel ieder woord precies begrepen; maar achter het woord, - ik wil hier eigenlijk zeggen, datgene wat U er eigenlijk mee hebt willen aanduiden of beter gezegd met betrekking tot de innerlijke zin ervan, - zie, o liefdevolle, heilige Vader, dat is het waaruit ik niet geheel wijs kan worden!
[10] Ik weet maar al te goed dat dat enkel en alleen aan mijzelf ligt; maar deze wat treurige wetenschap helpt mij niet, omdat ik daarmee nog niet de binnenkamers van het woord kan beschouwen!
[11] Daarom heb ik U, o meest liefdevolle Vader, willen vragen, indien het U mocht behagen, dat U voor mij ook in de achtergrond van Uw meer dan heilige woorden, al is het maar een piepklein lichtje aan zou willen steken; anders zie ik alles als in het nachtelijk duister!
[12] Maar alleen als het U behaagt, - zoals reeds gezegd! Amen.'
[13] Abedam antwoordde hem onmiddellijk en zei: 'Mahalaleël, waarom gebruik je toch zoveel woorden voor hetgeen je heel gemakkelijk met één woord had kunnen zeggen en wel:
[14] `Ik ben blind, Vader; maak dat ik zie!'
[15] Zie, dat was immers genoeg geweest; waartoe dan zo veel leeg gepraat, dat de eigen blindheid meer verontschuldigt dan aanklaagt?!
[16] Maar Ik zeg je dat het juist aan die fijne praatlust van jou ligt, dat je achter Mijn woorden geen licht kunt zien.
[17] Werp die van je af en wordt een oprecht, open mens - zonder onnodige onderdanigheid, dan zul je weldra legio zonnen achter Mijn woorden zien, die alle binnenkamers van Mijn woorden geheel en al voor je zullen belichten!
[18] Want alle mooie woorden zijn geurige offerrook voor het eigen hart; maar wanneer het hart zo in nevelen is gehuld, wiens schuld is het dan, wanneer zelfs de helderste stralen van het licht slechts mat schemerend tot het hart doordringen en nauwelijks de buitenkant van het hart een weinig verlichten, terwijl ze het binnenste volledig onverlicht laten?
[19] Dus, zoals gezegd, weg met dat mooie gepraat, dan zal het hart spoedig genoeg licht krijgen!
[20] Ga maar naar deze of gene en je zult niemand vinden die zich erover beklaagt dat Mijn woorden duister zouden zijn; ja, je kunt het zelfs aan dit arme meisje uit de laagte vragen en zij zal je met weinig woorden laten weten of zij achter Mijn woorden geen licht heeft aangetroffen !
[21] Maar Ik denk dat Mijn getuigenis voldoende is en het niet nodig zal zijn speciaal te informeren of diegenen waarvan Ik zelf getuig dat zij Mijn woord begrepen hebben, het inderdaad begrepen hebben!
[22] Als je echter afstand wilt doen van je mooie gepraat, dan zul je in je geest ook al diegenen gewaarworden, die achter Mijn woorden zeer veel licht aangetroffen hebben!
[23] Maar als je, zoals je zegt, begrepen hebt dat de ene verwekking een voorwaarde is voor de andere en dat alles in elkaar en door elkaar ontstaat en bestaat en tenslotte dat de volkomen mens het levende einddoel van alle dingen is - wat allemaal geheel juist is -, voeg daar dan nog een juiste hoeveelheid zuivere liefde aan toe, dan zul je spoedig en gemakkelijk zien wat er in de binnenkamers van Mijn woord nog allemaal verborgen is.
[24] Want de liefde is de sleutel waarmee iedereen de gesloten kamers van Mijn woord kan openen.
[25] Doe het zo, dan zal het dadelijk niet meer nodig zijn om je over het nachtelijk duister in de kamers van Mijn woord in zulke mooie formuleringen te beklagen!
[26] Begrijp dat, - en handel ernaar! Amen.'
«« 134 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.