De deemoediging van de eigenwijze Abedam door de vreemdeling

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 150 / 280 »»
[1] Nu wendde de vreemdeling Zich echter tot Abedam en zei: 'Broeder en vriend Abedam, als Mijn beslist belangrijke tegenwerpingen je zo erg in de war brengen en je Mij bij een volgende zelfs over alle bergen heen wilt wegpraten, zie, dat kun je immers nu al doen; en is dan je vermeende zege gelukt, dan heb je Henoch en jezelf immers voor alle verdere commentaren van het leven en de liefde behoed!
[2] Ik meen echter, als het leven geen kinderspel, maar een zaak van grote ernst is, dan kunnen dergelijke vragen toch wel van groter belang zijn dan jouw behaaglijkheid.
[3] Overigens heb Ik jou nog met geen enkele vraag lastig gevallen; waarom wil je dan blazen, terwijl je je toch helemaal niet gebrand hebt?!
[4] Maar zoals gezegd, als je zin hebt Mij in een hoek te drijven, begin dan maar meteen, en aan het eind zal blijken wie hier als overwinnaar uit de strijd komt!
[5] Ik ben er echter van overtuigd dat jij bij deze strijd verreweg aan het kortste eind zult trekken!
[6] Dus concentreer je, als je wellicht nog zin mocht hebben je met Mij in een woordenstrijd te begeven!
[7] Mijn wijsheid brengt je van je stuk omdat zij de jouwe overtreft, en in het bijzonder nu, omdat je van mening bent door de aanwezigheid van Jehova, aan wiens zijde je voortdurend was, de wijsheid gewoonweg niet de paplepel tot je hebben genomen, en al je broeders in de avond moeten daarom dommer zijn dan jij, opdat je hen je grote overwicht aan wijsheid eens flink kunt laten voelen.
[8] Maar weet je niet en heb je niet gehoord, dat alleen de liefde, het geduld, de deemoed en de zachtmoedigheid de enige grondpijlers zijn van alle wijsheid?!
[9] Kun je nu wel zeggen dat die in je zijn, als je je aan Mij ergert, en dat om geen enkele andere reden dan dat je Mij voor diepzinniger en wijzer waant dan jezelf?!
[10] Ja, om die reden wil je zelfs God, de eeuwige Trouw en Waarheid, van een afwijzing beschuldigen!
[11] Abedam, zie, kijk eens in je hart! Hoe moet het daarmee gesteld zijn, dat het Hem vandaag reeds kan verloochenen van wie het gisteren nog de grootste, wonderbaarlijkste weldaden ontving?!
[12] Heeft de hoge Abedam niet meer aan je verdiend, dan dat je Hem nu wilt loochenen en je mij liefdeloos over alle bergen wilt wegpraten uit pure naijver over Mijn wijsheid?!
[13] O, hoe slecht moet je de woorden van Abedam hebben begrepen!
[14] Wanneer heeft Hij dan wel iemand aanbevolen om afgunstig te zijn op wijsheid?
[15] Hoe kun je echter ooit aanspraak maken op de ware wijsheid, als je hart vol ergernis is?!
[16] Reinig daarom eerst je hart en dan zal blijken voor hoeveel wijsheid daarin plaats zal rijn!
[17] Begrijp je dat? - Ik zeg je echter: Begrijp het of strijd met Mij! Want Ik ben volledig tegen jouw kracht opgewassen; want Ik ken jou en de hoge Abedam beter dan jij!'
[18] Deze woorden gingen Abedam zozeer ter harte, dat hij van groot berouw begon te huilen, en hij bad de vreemde broeder om vergeving en vroeg hem tenslotte:
[19] 'Broeder, omdat je mij in alle wijsheid duizendvoudig overtreft - hetgeen ik nu uit jouw waarachtig zuiver hemels ware vermaning duidelijk heb vernomen - en je eveneens uit de avond afkomstig bent, word mijn helper en plaatsvervanger! Want wat moet ik doen vanuit mijn grote dwaasheid?!
[20] De hoge Abedam heeft mij een dergelijk ambt beslist alleen als beproeving van mijn deemoed opgelegd, wat ik nu des te duidelijker inzie; daarom zal het wel juist zijn dat jij mijn plaatsvervanger wordt!'
[21] Maar de vreemdeling antwoordde hem: 'Meen je dan dat de hoge Abedam met jou een zogenaamde grap uit wilde halen? - O, dan heb je Hem slecht gekend en begrepen!
[22] Zie, van degene die Hij heeft beroepen, heeft Hij ook zeker voorzien waarom Hij hem heeft beroepen! Maar Hij werpt daarom een geroepene de wijsheid niet in zijn schoot, maar die moet iedere geroepene zich gaandeweg eigen maken, en daarom heeft Hij hem die weg door vele duizenden woorden getoond en derhalve getrouw uitgestippeld.
[23] Blijf jij daarom waartoe je geroepen werd, en bewandel de uitgestippelde weg; dan zul je het jou verleende ambt ook geheel machtig worden! - Dat moet je goed begrijpen en ernaar handelen!'
[24] Deze woorden rolden als hevige donderslagen door Abedams ziel en Henoch en alle vaderen verbaasden zich over de grote wijsheid van de vreemdeling.
[25] Adam zei daarop tegen Seth en ook tegen de anderen: 'Waarlijk, ik moet bekennen, de wijsheid van deze vreemdeling is groot!
[26] Als hij uit de morgen was gekomen, zou ik denken dat achter hem reeds de vlam van Purista stak; maar uit de avond verwacht je zoiets niet!'
[27] En de vreemdeling antwoordde Adam daarop: 'Wat zeg je nu? Is Asmahaƫl dan niet op de voorsabbat uit de diepte naar jullie toegekomen?! Waarom zou er zich dan in de avond ook niet een wijze broeder kunnen bevinden?!
[28] Zie, dat is een foute beoordeling van je!' En Adam wist daarop niets te zeggen.
[29] De vreemdeling wendde Zich daarop tot Henoch en verzocht hem om de oplossing van Zijn vraag; maar Henoch verzocht de vreemdeling hem eerst zijn eigen mening daarover mee te delen, en dan pas zou hij met `ja' en zeker niet met `neen' antwoorden.
«« 150 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.