Het ambt als een verdeemoediging voor God en voor de wereld. Henoch spreekt over het verschil tussen het leven in God en het leven in de mens. De vraag van de vreemdeling naar het verschil tussen schepsel en kind van God.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 149 / 280 »»
[1] En Henoch zei daarop tegen Abedam: 'Lieve broeder, ik merk nu hoe langer hoe meer, dat jij in de eerste woorden die je vandaag tot vader Adam en tot mij richtte toch geen ongelijk had!
[2] Maar onze ambten kunnen we toch niet zo gemakkelijk neerleggen als jij denkt! Want als onze vaderen ons beroepen zouden hebben, dan zouden wij dat wel zonder verdere omslag kunnen doen.
[3] Maar zie, omdat de almachtige, heilige Wil Zelf ons werkelijk heeft beroepen door middel van Hem, die het behaagde jouw naam te dragen, kunnen we onze ambten niet zo gemakkelijk neerleggen als je denkt! Want zolang wij moeten erkennen dat de hoge Abedam de Heer God Zebaoth Zelf was, moeten wij ook onder alle omstandigheden de last die Hij op ons gelegd heeft, gewillig en met liefde dragen.
[4] Want Hij heeft ons het ambt zeker niet voor onze wereldlijke verheerlijking gegeven, maar voor onze altoos durende verdeemoediging tegenover Hem en ook tegenover de wereld!
[5] Maar erkennen wij of zouden wij veeleer kunnen erkennen, dat de hoge Abedam niet Degene was waarvoor Hij Zich door woord en daad uitgaf, dan zal ik ook de eerste zijn die jouw raad zal opvolgen!
[6] Maar ik geloof dat dat niet zo gemakkelijk meer valt te doen. Want wie kan zo spreken als Hij heeft gesproken en wie kan zulke daden verrichten als Hij voor onze ogen heeft verricht?! Wie heeft ooit zo'n liefde in een mens ontdekt, en wie heeft ooit in de nabijheid van een mens zo'n verrukking ondervonden als wij allen in Zijn tegenwoordigheid hebben ondergaan?!
[7] Zie, om zulke maar al te overweldigende redenen kunnen wij er dan ook onmogelijk omheen te geloven, dat Hij het was, zoals Hij Zich getrouwelijk aan ons allen te kennen heeft gegeven.
[8] Maar omdat we dat dus moeten geloven, moeten wij toch ook in alle liefde, dankbaarheid, geduld en zachtmoedigheid en grote deemoed de last dragen, die Hij Zelf ons heeft opgelegd!
[9] Maar wij kunnen er beiden van verzekerd zijn, dat Hij dat zeker niet gedaan heeft om ons ten val te brengen!
[10] Daarom moet jij ook niet geloven dat Hij ons in de steek heeft gelaten, maar Hij wil het zo hebben en daarom zal het ook goed zijn, omdat Hij het zo wil hebben! Het zal niet in ons nadeel zijn, maar ons zeker slechts tot voordeel strekken; en daarom blijven wij ook in Zijn meest heilige naam waartoe Hij ons heeft beroepen! Amen.'
[11] En Abedam stemde met deze woorden van Henoch geheel in en zei: 'Ja, ja, lieve broeder, ik kan zien, denken en spreken wat ik maar wil, er blijft ten slotte voor mij niets anders over dan me zo te gedragen als je zo-even hebt gezegd; want iets verstandigers zou ik mijn hele leven niet over mijn lippen hebben gebracht
[12] Ik geloof nu ook vast, dat Hij aan degene aan wie Hij een ambt heeft gegeven, ook zeker het verstand niet weigeren of onthouden zal!
[13] Maar zie, de vreemdelingen wachten op een antwoord van jou; scheep ze toch eens af, en zeg watje ook maar te binnen schiet! Praat ze gewoon omver, zodat ze dan de woorden zo zat zijn dat ze ons zo spoedig mogelijk weer willen verlaten; want het zijn me een paar uitgelezen vastbijters!
[14] Zie daarom dat wij ze zo vlug mogelijk kwijtraken!'
[15] En Henoch wendde zich daarop tot de vreemdeling en zei tegen Hem: 'Luister, lieve broeder, jouw opmerking is zojuist en goed en waar, dat daar niets tegen in te brengen valt, - alleen schijnt hij hier niet zo geheel toepasselijk te zijn; want er is toch wel een oneindig groot verschil tussen ons leven en het leven in God!
[16] Ons leven zal zelfs in de meest volkomen toestand een afhankelijk leven blijven, terwijl het allerheiligste, meest volkomen leven in God eeuwig vrij en geheel onafhankelijk is. Zoals wij het zien, bestaat er voor God geen dood, maar voor Hem is alles door Zijn wil bepaald, evenals het leven, zo ook het gericht of de dood.
[17] Voor God leeft alles; voor God kan geen gericht bestaan, maar alleen Zijn eeuwige orde, die Hij Zelf is, vrij vanuit Zichzelf.
[18] Maar alle schepselen bestaan ten gevolge van deze vrije orde in Hem, bepaald door de omstandigheden van deze vrije orde.
[19] Dus kunnen wij als Zijn schepselen onze geconditioneerde omstandigheden immers niet op Hem overbrengen en ons daardoor met Hem op een zelfde hoogte stellen!
[20] En zo kan de Schepper wel voor alle omstandigheden van Zijn schepselen zorgen, maar wij doen voldoende als wij alleen maar Zijn heilige wil vervullen.
[21] De zon gaat op en onder en brengt ons de dag; kunnen wij dat veranderen?! Of de zon dat doet door het gericht of door een vrij, levend willen, waarom moet dat ons een zorg zijn; want wij weten immers toch dat zij slechts de weg kan gaan die Zijn orde haar heeft vastgesteld!
[22] En zo is het ook min of meer voor ons mensen. Wij kunnen weliswaar vrij op de aardbodem rondlopen, maar niemand kan de aardbodem verlaten en zich vrij verheffen naar de wolken aan de hemel!
[23] Daarom denk ik dat jullie het bij mijn eerdere uitspraak moeten laten en niet weer met een nieuwe tegenwerping moeten komen! Dat moeten jullie goed in acht nemen!'
[24] En de vreemdeling antwoordde: 'Lieve Henoch, je hebt heel goed gesproken, en Ik wil het accepteren; maar nu zou Ik nog graag het verschil tussen schepselen en de kinderen van God leren kennen!
[25] Is er geen verschil, dan heb je volkomen gelijk; is er echter wel één dan zul je bereid moeten zijn om je woorden weer terug te nemen of ze flink bij te stellen!
[26] Laat Me dat weten, anders geef Ik je geen rust!'
[27] Hier stond Henoch nog meer verstomd. Abedam zei echter: '0 geduld, verlaat mij nu niet!
[28] Wanneer hij met nog zo'n opmerking komt, dan krijgt hij met mij te doen! Waarlijk, ik zal hem over alle bergen heen praten! Die zal nog lang over dergelijke woorden uit mijn mond nadenken!
[29] Broeder Henoch; nu moet jij nog antwoorden! Maar laat dan het gevecht aan mij over, als hij misschien met nog zo'n opmerking mocht komen!
[30] Mijn betoog zal hem zeker over alle bergen drijven! -Broeder, je begrijpt me toch wel?!'
«« 149 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.