De hardnekkige vreemdeling. Henochs goede ontwijkende antwoord. De tegenvraag van de vreemdeling en Henochs nieuwe verlegenheid

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 148 / 280 »»
[1] Toen de vreemdeling reeds geruime tijd had gewacht en nog steeds geen antwoord kreeg, wendde hij Zich weer tot Henoch en vroeg hem: 'Henoch, zwijg je, omdat je Mij geen antwoord waard acht? Wil je Mij geen ja of neen geven? Of heb je misschien in jezelf nog steeds geen oplossing gevonden?
[2] Ik verzoek je daarom Mij een antwoord te geven of Mij op een of andere wijze uitsluitsel te geven; want Ik sta erop dat het tussen Mij en deze broeder helemaal licht wordt!'
[3] Nu dacht Henoch niet lang meer na, maar zei tegen de vreemdeling: 'Luister, lieve broeder, jouw en je broeders vraag is van een dusdanige aard, dat daarop eigenlijk niet veel te zeggen valt! Want eigenlijk is jouw stelling net zo waar en juist als die van je broeder, en eigenlijk zegt de een hetzelfde als de ander; alleen de woorden zijn anders. Zo zie ik het; maar omdat er voor jou sprake is van een belangrijk verschil, is het mij onmogelijk om dit verschil tot een lichtend midden te maken, omdat er voor mij helemaal geen sprake is van een verschil! Want een gedwongen leven is immers slechts een schijnbaar leven; en wat is een schijnbaar leven? Toch onmogelijk iets anders dan een schijnbare beweging, welke eigenlijk helemaal geen beweging is!
[4] Wanneer bijvoorbeeld tijdens de nacht een gebroken wolkendek langs de maan trekt, dan lijkt het voor onze ogen dat de maan langs de wolken voorbijtrekt; is nu deze schijnbare beweging ook een werkelijke?
[5] Zeker niet! In dit opzicht is de maan dood; want niet zij, maar alleen de wolken bewegen zich.
[6] Evenals een dergelijke beweging geen beweging is, maar pure stilstand, is ook een gedwongen of gericht leven geen leven maar, ten opzichte van het eigenlijke leven een algehele dood.
[7] Want wanneer iets wat niet leeft door iets anders dat wel leeft alleen maar wordt meegetrokken, zoals ik bijvoorbeeld mijn kleding op mijn levende lichaam meesleep, dan leeft het daarom nog niet, maar is het zonder meer dood vergeleken met mijn leven. Hoewel het ook een eigen kracht moet bezitten, opdat het niet uiteenvalt of zelfs geheel vergaat en mij niet tot kleding kan dienen!
[8] Zie, dat is echter alles wat ik je als antwoord op je vraag kan geven!
[9] Maar wil je beslist een duidelijk licht op dat verschil krijgen, dan blijft er niets anders voor je over dan je tot een ander te wenden of een betere tijd af te wachten; misschien kan ik dan meer licht werpen op deze zaak dan nu!
[10] Overigens moet ik opmerken dat het veel beter is God uit alle macht lief te hebben en je broeders meer dan jezelf, dan je met dergelijke wijsheden bezig te houden.
[11] Doe dat, dan zal het verschil tussen wat een gedwongen zondig leven is of wat de dood is, jullie niet zo bezighouden; want alleen daardoor zullen jullie waarachtig levend worden!
[12] Want wie het leven heeft, is wel zeer onverstandig, als hij zich bezighoudt met wat van de dood is!
[13] Handelen jullie nu zoals je wilt; maar let hier wel op!'
[14] En de vreemdeling antwoordde Henoch daarop: 'Mijn lieve Henoch, je hebt weliswaar in één opzicht geen ongelijk; maar als je zegt dat de levende zich niet om de dood moet bekommeren, dan wil ik toch wel van jou weten wat je daarmee bedoelt?!
[15] Zie, God is immers volledig levend; maar ten opzichte van Hem zijn alle mensen dood! Indien Hij zich nu als de enige Levende in Zijn grote liefde, erbarmen en wijsheid niet zou bekommeren om de op zichzelf dode mensen, dus om de algemene dood, hoe zou het er dan met het levendworden van de mensen uitzien?
[16] Als wij echter een evenbeeld van God zijn, dan weet ik in dit geval, op grond van jouw echt goede leer, in alle ernst niet hoe Ik Mij als zo'n goddelijk evenbeeld moet beschouwen; want het leven heeft geen verlosser nodig, maar de dood wel!
[17] Zie, nu zitten we al weer met een probleem!
[18] Maak het mij duidelijk en Ik zal mij met alles tevreden stellen!'
[19] Nu keek Henoch toch wel heel vreemd op; en Abedam zei:
[20] 'Het wordt steeds duidelijker: wij zijn er ingelopen - en niets anders! Ik wilde al gaan juichen over je wijze leerstelling; maar hoe staan wij er nu weer voor?!
[21] Neen, is me dat een opmerking! Als een berg op een mierenhoop, die allen ombrengt!
[22] Neen, zo'n opmerking, daar zou zelfs een aartsengel geen raad mee weten !
[23] Broeder, weet je wat? Laten wij voor God en de wereld maar mooi ons ambt neerleggen, dan zal het meteen beter met ons gaan; want nog zo'n kwestie kost ons allen ons beetje leven! Ja, ja, laten we dat doen!'
«« 148 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.