Adam dreigt de vreemdeling met scherpe woorden en verbanning. De onthulling van de vreemdeling als de Heer Zelf

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 155 / 280 »»
[1] Na dit gesprek verliet de vreemdeling Abedam en ging tussen Henoch en Adam staan en zei in zekere zin beiden vragend:
[2] 'Jullie bespreken heimelijk iets! Is dat dan ook een regel op de geschillendag?
[3] Vroeger moest de rechter heel lang zwijgen en hij mocht zelfs niemand benaderen en niemand aanzien, opdat zijn oordeel onberispelijk zou zijn.
[4] Maar nu is Henoch, de door God Zelf verkozen liefdesrechter, reeds op de eerste gerechtsdag gaan praten! Hoe moeten wij zoiets opvatten?
[5] Henoch, je bent toch steeds hier aanwezig geweest, dan ken je toch ook de voorschriften voor de rechter op de geschillendag wel!
[6] Als je dat niet kunt ontkennen, wat heb je dan voor reden om je daar niet aan te houden?
[7] Of heeft de hoge Abedam je daar soms van ontheven en andere voorschriften ingevoerd?! Maar dat zou Ik toch ook moeten weten!
[8] Voorzover Mij bekend, weet Ik niets daarvan - behalve dat Hij van het vroegere droge rechtersambt een leer en liefdesambt heeft gemaakt.
[9] Maar van de overige regels op deze dag, of zij wel of niet moeten bestaan, kan Ik Mij volstrekt niet herinneren of Hij daarover iets heeft voorgeschreven!
[10] Daarom zou Ik ook wel graag willen weten om welke reden je je niet aan de oude wet van Adam houdt?'
[11] Hier werd Henoch zeer verlegen en wist volstrekt niet wat Hij de vreemdeling had moeten antwoorden op een dergelijke barse opmerking.
[12] Maar des te sneller was Adam bij deze gelegenheid. Hij stond onmiddellijk op, nam zijn oude ambtshouding aan, wendde zich tot de Vreemdeling en zei tegen Hem:
[13] 'Luister, mijn kind! Jouw wijsheid schijnt te zijn vergeten op welk puntje je nu bevindt!
[14] Jij kent de oude regels van de geschillendag kennelijk zo goed dat je bij iedere afwijkende handeling van de nieuwe rechter in staat bent daarop grondige aanmerkingen te maken. Vertel me dan eens of je niets van de oude wet van Adam hebt gehoord, volgens welke degene die zich op de geschillendag met wat dan ook aan de rechter wil vergrijpen - hetzij met zijn tong, zijn vinger of met een scheve blik -, meteen voor dertig jaar verbannen moet worden!
[15] Wat zeg je nu van deze wet? Deze wet heeft nog altijd gegolden, en de hoge Abedam heeft die naar mijn weten evenmin opgeheven als enige andere waarover je sprak! - Heb je dat begrepen?
[16] Maar de oude wetgever van deze aarde ben ik en ik kan een wet opheffen, hoe en wanneer ik dat wil! - Begrijp je dat?
[17] En bijgevolg hef ik dan ook alle wetten op, waardoor tot nu toe de rechter op wat voor een gebied dan ook was gebonden; maar de wetten voor de strijdenden blijven! - Heb je dat begrepen, wijze avondlander?
[18] Breng daarom een geldige verontschuldiging naar voren, en ben je daar niet toe in staat, dan wacht je onherroepelijk een dertigjarige eenzame verbanning! - Begrepen?
[19] Spreek dus, en verontschuldig je, - anders zul je zeer spoedig mijn oordeel vernemen! Begrijp je dat, wijsneus van een twistzoeker!'
[20] De vreemdeling keek de zeer vertoornde, grimmige Adam aan alsof hij buitengewoon verbaasd was, zweeg een korte tijd, opende eindelijk Zijn mond en zei:
[21] 'Adam! Wat zou je ervan zeggen als Ik je laat zien dat Ik voldoende macht en recht heb ook het tweede deel van je wetten geheel en al op te heffen?'
[22] En Adam antwoordde de vreemdeling zeer heftig: 'Nog zo'n vraag en je hebt zelfs het verschoningsrecht verspeeld! - Begrijp dat, overdenk het en spreek!'
[23] De vreemdeling gaf Adam als antwoord:
[24] 'Adam! Drie dagen heeft de hoge Abedam, Jehova, God, de Eeuwige Zelf, niets dan de liefde gepredikt! Zijn dit de vruchten van Zijn goedertierenheid?!
[25] Heb Ik Mij soms aan Henoch vergrepen, toen Ik hem alleen maar vroeg om welke reden hij zich niet in alle punten aan jouw oude wet hield?
[26] Adam, je hebt Abedams leer slecht begrepen!
[27] Heeft Abedam dan niet het hele gericht verbannen en daarvoor in de plaats alleen de liefde ingezet?! Heeft Hij daarom niet de algemene Adam van je afgenomen en je daardoor van iedere rekenschap ten opzichte van je nakomelingen ontheven?!
[28] Waarom wil je dan nu weer die oude last op je nek nemen?!
[29] O, ondankbaar mens! Wat had Abedam dan nog meer moeten doen?! - Vol grimmigheid is jouw wezen, en je zou Mij graag willen vernietigen, als je daartoe in staat zou zijn! O, hoe slecht heb je de duizend en nog eens duizend woorden van Abedam begrepen!
[30] Het oordeel dat je nu uitspreekt zal Mij weliswaar treffen - Ik zal die dertig jaar verbanning wel verdragen -, maar nu is het nog niet de tijd daarvoor!
[31] Daarom hef Ik nu ook deze wet op, zodat niemand meer verbannen zal worden; op deze hoogte niemand meer!
[32] Want broeders moeten elkaar niet berechten - behalve met liefde, geduld, zachtmoedigheid en erbarmen!
[33] Maar wanneer broeders beginnen elkaar te veroordelen, dan zal ook Ik als rechter opstaan en zal hen tot de eeuwige dood veroordelen!
[34] Adam, begrijp je dit nu?' Hier vielen allen de schellen van de ogen en zij herkenden de vreemdeling.
«« 155 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.