Het drievoudige wezen van Abedam, de hoge, en het wezen van Henoch als werktuig van de Heer

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 165 / 280 »»
[1] En de eerste van de vier zei tegen de andere drie: 'Als jullie het goed vinden dan zal ik het woord voeren; maar als iemand van jullie wil spreken, dan vind ik dat ook goed!'
[2] En de andere drie zeiden: 'Broeder, spreek jij, je bent al aan het woord; wij zijn immers één van zin en één van opvatting!'
[3] En zo begon de eerste meteen en nu nog vrijer dan zojuist het woord te voeren en zei:
[4] 'Goede man, vriend en broeder, daar ik uit je woorden heb opgemaakt, dat ook jij over een hoge graad van wijsheid beschikt, wil ik nu dan ook overeenkomstig die hoge wijsheid tegenover jou het woord nemen om mijn volle hoogachting en erkenning van jouw hoge wijsheid aan de dag te leggen; wil dan ook met toegewend oor het volgende vernemen:
[5] Wat Abedam betreft, die Zich drie volle dagen in ons midden heeft opgehouden, onder het verrichten van zo buitengewone wonderen, hebben wij de volgende mening, die ik je nu heel precies te kennen wil geven.
[6] Abedam is een tweevoudig wezen, ik zou zelfs willen zeggen een drievoudig wezen!
[7] Een tweevoudig wezen is Hij omdat zich in Hem duidelijk een menselijke en een goddelijke natuur heeft uitgesproken: een menselijke in Zijn verschijningsvorm, die de onze was en daarmee in alles volkomen overeenkwam; voorts in Zijn woorden en daden een goddelijke natuur, omdat bij Hem een woord eigenlijk als een volbrachte daad was te beschouwen.
[8] De eenvoudige mens kan weliswaar ook verschillende dingen bedenken en willen, maar zijn gedachten en zijn willen zijn slechts heel subtiele scheppingen in zichzelf, die evenwel in hun allereerste stadium nooit zichtbaar kunnen verschijnen, maar pas na moeizame ondersteuning van mechanische en organische krachten, waardoor onze innerlijke schepping pas, weliswaar hoogst onvolkomen, wordt nagebouwd.
[9] Zo kunnen wij ons bijvoorbeeld een volmaakte grasplant voorstellen en dat dan ook uitspreken. Daardoor is hij als het ware ook in ons geschapen; maar zo volkomen als wij hem ons voorstellen, kunnen wij hem onmogelijk buiten ons plaatsen. Ons wezen is immers afhankelijk en noodzakelijkerwijs beperkt, en wij kunnen daarom niet iets scheppen in het oneindige wezen van God, maar alleen maar in de ruimte van ons eigen wezen en dat op de kleinste schaal, zoals de Godheid het doet in de ruimte van Haar oneindige wezen.
[10] Maar heel anders is het met Abedam, die niets anders was dan Jehova, die in staat is zich in iedere vorm te uiten! Want door de menselijke vorm in Abedam werkte de Godheid vanuit Haar oneindigheid, en wat derhalve de mond van Abedam sprak, moest immers een volbracht werk zijn omdat alle dingen die wij zien, niets anders kunnen zijn dan gedachten en woorden die in de oneindige Godheid ook zelf oneindig voorhanden moeten zijn. En als ze door de Godheid Zelf worden uitgesproken, moeten ze ook wel zichtbaar zijn, net zoals in onszelf iedere gedachte en ieder woord dat wij voor ons en in ons min of meer duidelijk uitgesproken hebben.
[11] Zie nu, lieve, goede man, vriend en broeder, zo is dat! Iemand kan er weliswaar iets tegenin brengen en zeggen:
[12] `Wanneer dat dan zo is, hoe zit het dan met de soms voorkomende wonderkracht in de gewone mens, als Gods gedachten hem gehoorzamen?'
[13] Maar dan zeg ik: Dan is de mens zelf tot uiting van de Godheid geworden, die door hem - zij het op kleinere schaal - werkt, zoals Zij op voor ons grootst mogelijke schaal door Abedam heeft gewerkt.
[14] En zo ligt dan de goddelijke werkzaamheid niet in het wezen van de mens, maar alleen in het wezen van God, die Zich door een mens op de een of andere wijze heeft willen uiten!
[15] En zo is het ook met Henoch, die op zichzelf niets meer of minder is dan wij allen zijn, namelijk een heel gewoon mens; maar als God hem door Abedam beroepen en bestemd heeft tot hogepriester of tot een orgaan waardoor Hij Zich voortdurend in menselijke vorm tot de mensen wil uiten, dan is Henoch, als God Zich door hem door woord of daad uit, bijna wat Abedam Zelf was, namelijk een geheiligd of bevoegd middel waardoor het oneindige wezen van God Zich plaatselijk en tijdelijk wil uitdrukken.
[16] Maar Henoch als mens kan vanuit zichzelf net zo weinig als ik; maar als hij tot iets in staat is, dan is alleen God daartoe in staat door Henoch, - hetgeen Henoch beslist nog beter inziet dan ik, omdat hij een wijze is die alles doorziet!
[17] Ik heb echter reeds eerder gezegd, dat Abedam ook als het ware een drievoudig wezen is; dat ligt daarin besloten, dat juist deze Abedam - zoals ik tenminste geloof - de volheid van de goddelijke kracht in Zich omvat, doordat Hij volkomen als de zuiverste liefde in God als het ware zelfstandig optrad en sprak en vanuit deze zelfstandigheid handelde, alsof niet hij aan de Godheid, maar de Godheid in al Haar volheid aan hem onderworpen was.
[18] En wanneer dat onmiskenbaar zo is, is Abedam immers drievoudig, namelijk: de Godheid Zelf, vanwege de liefde; verder de werkende almacht van God Zelf, wegens de pure liefde van het Woord; en tenslotte de Liefde Zelf, omdat Hij de Godheid met al Haar eindeloze machtsvolheid Zelf is!
[19] Zie, dat is nu ons idee over Abedam en Henoch! Ik heb het jou weergegeven zoals wij het hebben gevonden. Het is nu weer aan jou het goed of af te keuren; want alleen de wijsheid kan de wijsheid keuren en belichten! God zij echter alle eer voor eeuwig! Amen.'
«« 165 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.