Het gesprek tussen Kisehel en de snoevende Lamech. Lamechs onvrijwillige driedaagse eenzaamheid op de plaats van de terechtstellingen voor de stad

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 181 / 280 »»
[1] En Kisehel antwoordde Lamech op zijn koninklijke toespraak: 'Luister, Lamech, je hebt gelijk dat je dat als koning van mij en ons allen verlangt; maar zeg mij, wat wij dan als waarachtige boden van de allerhoogste en meest heilige God van je moeten verlangen. Wij hebben je immers door daden en woorden afdoende bewezen, dat wij in waarheid zijn, wie wij zeggen te zijn!
[2] Hoe voelt jouw eerste aanhef waarmee jij als koning ons aansprak, namelijk 'gebergtebeest', te rijmen met onze goddelijke zending? Hoe die eerste versperring van de trappen voor ons, hoe in alle opzichten iedere bejegening van jouw kant ten aanzien van ons, nadat je allang had gezien, hoe het met ons gesteld was? - Geef ons daarover een koninklijke opheldering!
[3] Als je dat kunt rechtvaardigen dan wil ik elk woord terugnemen en al het jou toegevoegde leed weer rijkelijk goedmaken; wees daarvan volkomen verzekerd!
[4] Maar o wee, als je dat niet kunt! Want je hebt je op God beroepen, - op God, zeg ik je, die je met woord en daad hebt vervloekt, en je hebt je als de grootste wetsovertreder in de orde van Zijn eeuwige, onaantastbare heiligheid geplaatst om ons, die werkelijk in de orde van Zijn heiligheid zijn geplaatst, in jouw boze hart om de een of andere schijnreden te kunnen verdoemen!
[5] Weet daarom goed watje ter rechtvaardiging zegt, - anders, zoals gezegd, zal het je slecht vergaan!
[6] Ik zeg je, daarvoor zal de eerste slag van de goddelijke tuchtroede over je komen! Dus spreek! Amen.'
[7] En Lamech ging brutaal vlak voor Kisehel staan en richtte de volgende woorden tot hem: 'Denk je soms dat Lamech zich voor jouw dreiging zal buigen? Nooit of te nimmer!
[8] Daarom zal koning Lamech je ook helemaal geen rechtvaardiging bieden voor zijn woorden, want Lamech vreest geen dood en zodoende ook geen God - en jou al helemaal niet, ook al wasje met een nog duizend maal grotere macht toegerust dan je nu al bent als afgezant van Jehova!
[9] Wil je mij met vurige roeden slaan, doe dat dan tot de dood erop volgt! Mijn leven kun je van me afnemen, maar mijn gedachten en mijn wil nooit ofte nimmer, zolang ik leef; dat zweer ik je bij mijn eer als koning!
[10] Wil je mij tijdelijk of voor eeuwig met de grootste pijnen plagen, dan zul je daardoor alleen maar mijn boosheid voeden maar zeker niet doen afnemen. En mijn wil zal blijven zoals die nu is, vast en onbuigzaam, zelfs door de lasten van de wereld. Je zult zien dat de wil van een God zich wel laat buigen, maar die van Lamech niet!
[11] Trek gloeiende stangen door mijn lichaam, en gooi mij in witheet erts, dan zal ik jou en je God alleen maar meer vervloeken! Maar als je mij wilt buigen, vernietig me dan; want als ik er helemaal niet meer ben, zal het met de onbuigzaamheid van mijn wil ook wel gedaan zijn!
[12] Tenslotte moet ik je nog zeggen dat ook Lamech nog andere krachten ten dienste staan, waarvan hij het tot nu toe nog niet nodig vond ze toe te passen, zoals jullie dat met die van jullie deden; maar als jullie hem te na komen, zal hij jullie graag laten zien hoe het met zijn goddelijkheid is gesteld!
[13] Ik raad jullie daarom aan uiterlijk binnen drie dagen mijn koningsstad te verlaten, - anders zou het jullie wel eens slecht kunnen vergaan!
[14] Je hebt weliswaar reeds `Wee jou' over mij uitgeroepen; ik als koning heb dat uit louter consideratie nog niet gedaan, omdat ik bij mijzelf ten eerste dacht: `In mijn wetten zijn jullie niet ingewijd en derhalve ook niet strafbaar, behalve datje wel afgeschrikt kunt worden!', - en ten tweede dacht ik ook: `Het zijn immers zoals ook ik en mijn volk, kinderen van Adam en voor de eerste keer in mijn stad, nog ruw en onbeschaafd; daarom wil ik hen ook zolang mogelijk sparen!'
[15] Maar nu ik zie dat jullie er hardnekkig op staan, mij, de koning, tot slaaf van je grillen te maken, roep ook ik nu een krachtig `Wee' over jullie uit, indien jullie, zoals gezegd, niet binnen drie dagen mijn koningsstad voorgoed verlaten!
[16] Verdwijn dus van hier; want van nu af aan zal Lamech geen vraag meer stellen en geen antwoord meer geven. En voor het geval jullie ongehoorzaam zijn, zal hij het juiste middel weten te vinden om boosdoeners zoals jullie op uiterst gevoelige wijze te tuchtigen.
[17] Begrijp dat goed, en verdwijn!'
[18] En Kisehel zei daarop: 'Goed, het zal gebeuren zoals jij hebt gezegd! - Luister, vrouwen en meisjes, en ook jullie wapenknechten en al het volk! Verlaat met ons deze plaats; Lamech blijft alleen achter en ondergaat hier gedurende drie dagen de goddelijke tuchtroede!
[19] Misschien zijn wij na die tijd meer welkom bij hem dan vandaag! Het geschiede!'
[20] En allen verlieten deze plaats en gingen met het drietal vrolijk naar de stad terug; alleen Lamech was pijnlijk geboeid en kon niet van zijn plaats komen, en niemand in de hele stad werd door het drietal toegestaan gedurende die drie dagen in de buurt van die plaats te komen.
«« 181 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.