Het maal op het tempelplein. Kisehels woorden over de bestemming van de vrouw. Sethlahems troostende woorden tot de vrouwen en de meisjes

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 189 / 280 »»
[1] Na korte tijd kwamen de vrouwen en de meisjes terug met goed gevulde manden en zetten deze voor de zeven afgezanten neer.
[2] Nadat dat was gebeurd, bogen zij voor hen en traden vol eerbied weer terug; de zeven zegenden de spijzen in de manden en Kisehel zei toen tegen Lamech:
[3] 'Broeder Lamech, zie, de spijzen zijn nu hier en zijn gezegend; kom hierheen aan mijn rechterzijde, en wij zullen met zijn achten aan één mand voldoende hebben! Alle andere laten wij over aan de vrouwen en meisjes; want zij hebben al sinds enkele dagen niets meer tot zich genomen en werden tot nu toe wonderbaarlijk behouden door de goddelijke genade en erbarming, waarmee uitgerust wij deze diepte ook alleen maar veilig betreden konden!
[4] Maar nu zullen zij ook weer eten en drinken en op de natuurlijke manier van de mens verzadigd worden, opdat zij de mensen weer van dienst kunnen zijn!
[5] Want het is immers de bestemming van de vrouw, dat zij voor de man is wat de man is voor God, de almachtige Schepper! Is de vrouw dat voor de man, dan is zij één met hem, zoals de man - de rechtvaardige namelijk - één is met God, dus in de geest volledig één wezen!
[6] Maar deze vrouwen en meisjes waren te onrein geworden en zouden geen man meer hebben kunnen dienen; maar zij werden gezuiverd, opdat zij weer geëigend zouden worden voor de man.
[7] Maar om dat weer volledig te worden, is het nodig dat hun lichamen weer door de vruchten van de aarde worden gevoed, opdat daardoor hun vruchtbodem geschikt wordt voor de opname van het menselijke zaad; en daarom zullen zij nu weer beginnen te eten! Amen.'
[8] Omdat Kisehel zeer luid had gesproken, hoorden de vrouwen en de meisjes het ook en zij beleefden innerlijk een grote vreugde over de hen betreffende woorden uit de mond van Kisehel; zij bogen naar de aarde en spraken:
[9] 'O door God geheiligde mannen uit de heilige hoogten, een dergelijke genade zijn wij toch niet waard; want wij hebben onszelf vrijwillig weggeworpen!
[10] Het is toch niet onze verdienste dat wij door jullie zijn gereinigd, maar dat hebben alleen jullie gedaan; hoe kunnen wij dan zo'n genade waard zijn ten overstaan van jullie en van de almachtige God?!'
[11] En Kisehel ontbood Sethlahem bij zich en zei: 'Broeder, ga aan je werk, en verleen de juiste troost aan die arme wezens, wier hart nu van vreugde en deemoed is vervuld!' En Sethlahem stond op, ging naar de vrouwen en meisjes toe, strekte zijn handen over hen uit en zei tegen hen:
[12] 'Luister, vrouwen en meisjes! De aan jullie voltrokken reiniging betrof niet jullie lichamen, maar alleen jullie geest; daarom zijn jullie lichamen nog geheel hetzelfde als zij voor de reiniging van jullie geest waren.
[13] Want alles wat er ogenschijnlijk met jullie gebeurde, had slechts betrekking op jullie geest, maar niet op jullie lichaam.
[14] Want toen jullie de trappen naar Lamech voor ons hadden versperd, stond de goddelijke kracht in ons het toe om jullie te verplaatsen in je geheel onreine geest; en in die geest is een deel van jullie, het meest deugdelijke element van je innerlijke leven, naar die poelen getrokken en heeft zichzelf daarin gestort en ging daar, naar het leek, te gronde om na korte tijd ten gevolge van berouw en gehoorzaamheid weer in het onbeschadigde lichaam teruggeplaatst te worden.
[15] Een deel werd tenslotte, naar het leek, verbrand. Het hout zelf droegen de meisjes alleen maar in geestvervoering bijeen, en alle toeschouwers, ook Lamech, werden gedurende de reiniging door het vuur in de geest in zichzelf verplaatst en konden daarom niets anders zien dan wat er in de geest gebeurde.
[16] Jullie waren weliswaar ook lichamelijk aanwezig; maar jullie lichamen werden, omdat zij verwond waren door jullie dwaasheid, met olie gezalfd die jullie wonden weldra heelde, en lagen rustig in diepe slaap verzonken hier in liet rond op het zachte gras.
[17] En, zoals reeds vermeld, na de gedwongen reiniging van de geest werden jullie pas samen met je geest weer gewekt en weer voor de lijfelijke ogen van de mensen geplaatst.
[18] Dat jullie nog je oorspronkelijke lichaam hebben, kunnen jullie zien aan de littekens, die jullie dwaasheid heeft veroorzaakt.
[19] Daarom kunnen jullie je ook nog geheel met een man verbinden en zijn dan in staat zijn zaad op te nemen zoals vóór de wonderbaarlijke reiniging van jullie geest!
[20] Vraag daarom niet meer of jullie de genade waard zijn, maar eet en drink nu met ons, opdat jullie weer sterk worden! Maar wat nu met jullie is gebeurd, zal in de toekomst met geen enkele vrouw meer gebeuren, want dit was nu alleen nodig vanwege Lamech. In het vervolg zal het gericht komen over degenen die zo zullen leven als jullie hebben geleefd!
[21] Zwijg daarover voorlopig tegenover de drie afgezanten naar Thubalkaïn! Eet en drink nu in de naam van de grote God! Amen.'
[22] Daarop begonnen de vrouwen God te loven en te prijzen, en gingen toen rond de manden met spijzen zitten; en Sethlahem ging na deze vertroosting voor de vrouwen ook weer terug naar zijn gezelschap om te eten en te drinken.
«« 189 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.