Thubalkaïns aanwijzingen om het goud te winnen. De intocht in de residentie van Lamech

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 195 / 280 »»
[1] Nadat zij God nagenoeg een uur lang zo geloofd en geprezen hadden, werd Kisehel tenslotte ingegeven dat hij op moest staan en hij zei tegen de anderen:
[2] 'In naam van de ene, enige, almachtige God zeg ik jullie: sta met mij op; want zo luidt de heilige wil van Degene die Zich voor ons bevond en woorden van leven, genade en erbarmen heeft gesproken!'
[3] En allen stonden op na deze oproep van Kisehel. Toen zij allen gesterkt en bovenal vol goede moed op waren gestaan, wendde Kisehel zich tot Thubalkaïn en zei tegen hem:
[4] 'Broeder Thubalkaïn, luister! Daar het de wil van de Heer is, kun je je arbeiders nu roepen en hun het werk aanwijzen; en zij moeten meteen beginnen en de hele nacht doorwerken.
[5] En zoals zij het erts uit de bergen door middel van het bergzout en een flink vuur hebben gesmolten, moeten zij ook dit erts smelten; en pas als zij grote hoeveelheden klompen zuiver erts hebben moet met het smelten worden opgehouden.
[6] Een juiste hoeveelheid bestaat uit zeventienhonderd klompen. Zorg daar dus voor! Amen.'
[7] En Thubalkaïn riep zijn grote ploeg arbeiders bij zich, toonde hun het ruwe erts en vertelde hen hoe zij te werk moesten gaan om het te smelten en tot ronde klompen te vormen.
[8] Toen de arbeiders dat nu volledig hadden begrepen, vroeg zijn hoofdwerkmeester:
[9] 'O heer en strenge gebieder, alles is goed en duidelijk uitgelegd; maar sta mij toe vol eerbied een vraag te stellen en wees daarom niet boos op mij; wij hebben voldoende arbeiders en het erts is in grote hoeveelheden voorhanden, maar waar moeten wij het hout en het zout vandaan halen? Want zonder dat gaat het smelten niet!
[10] Moeten wij ons eigen hout hiernaartoe brengen en ons eigen zout gebruiken, of moeten wij dat allemaal uit de stad halen?'
[11] En Thubalkaïn zei tegen de werkmeester: 'Luister, als ik het werk op me heb genomen, heb ik het ook geheel en al op me genomen, en dan horen immers ook het hout en het zout erbij !
[12] Maar ik zeg je: niet alleen voor het hout en het zout zorg ik, maar ook voor eten en drinken evenals voor het arbeidsloon!
[13] Breng dus alles hiernaartoe wat voor het werk nodig is en probeer er over hoogstens één uur mee te beginnen; dat wil zeggen: zodra de zon achter de bergen zal ondergaan moet het vuur hier al branden!
[14] Maak tenminste honderd sleuven van drie handbreedtes diep voor de verhitting van het erts, en laat daarvoor alle tweeduizend arbeiders aan het werk gaan, dan zal onder de nieuwe zegen van de enig ware almachtige God het werk goed verlopen !
[15] Laat daarom honderd arbeiders nu de sleuven maken; tweehonderd man moeten het hout aandragen; tweehonderd het zout; honderd man moeten voedsel hiernaartoe brengen; tweehonderd moeten bet ruwe erts delven, en tweehonderd man moeten dat verhitten en smelten. En wanneer een sleuf vol is, laat het erts dan gedurende dertig handzwaaien afkoelen; haal daarop de klompen uit de sleuf en begin dan weer een nieuwe smeltcyclus!
[16] Als jullie zo gedurende de nacht vlijtig doorwerken, dan kunnen wij morgen waarschijnlijk voldoende van dit metaal hebben.
[17] Morgen laten wij dan de zware pedaalhamers halen, en eer de zon onder zal gaan, zullen de klompen tot sierlijke platen gedreven zijn.
[18] Nu weet je alles; ga nu en handel! Het geschiede!'
[19] De werkmeester ging meteen aan het werk en Kisehel zei daarop tegen Thubalkaïn: 'Broeder, je hebt de zaak goed geregeld; daarom zij het werk gezegend! Waarlijk, ik zeg je, morgen zul je wonderen beleven; want je arbeiders zullen zoveel van dit metaal winnen, dat alleen al de aanblik je zal doen huiveren!
[20] Maar wij zullen het hierbij laten; want alles is nu geregeld!
[21] Jij, broeder Lamech, moet de tafel nemen en voorop lopen; wij zullen je naar je huis volgen. Daar zullen wij dit heiligdom bewaren totdat de tempel is voltooid; daarna willen wij allen jouw gast zijn, en jij zult onze broeder en gastheer zijn!
[22] Aan jouw dis zullen wij spijzen en in jouw huis de heilige naam van de liefdevolste Vader van alle mensen loven!
[23] En jij, broeder Thubalkaïn, zult aan mijn zijde gaan en nog heden in het huis van je vader het bedongen loon ontvangen; want je weet dat in je vaders huis een groot aantal vrouwen en meisjes aanwezig is. Zie, deze zijn nu allemaal geheel gereinigd en jij zult uit dat grote aantal de juiste ontvangen! - Laten wij ons dus daarheen begeven! Amen.'
[24] En Lamech pakte met grote eerbied en liefde het heiligdom, liep voorop en Thubalkaïn ging aan Kisehels zijde terwijl de anderen hem volgden.
[25] Toen zij de stad naderden, kwam een grote volksmenigte hen tegemoet en deze riep: 'Ere zij God in de hoge, omdat Hij van Lamech een ware koning heeft gemaakt!' Dat riep het volk nog tot diep in de nacht.
[26] En Lamech was ontroerd en weende luid.
«« 195 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.