Lamechs grote, van liefde vervulde verering van God. Thubalkaïns verwondering. Kisehels woorden over het zuiverende vuur van de liefde

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 197 / 280 »»
[1] En Lamech vond zo'n groot welbehagen in de verering van de heilige naam, dat hij niet wilde opstaan; want hoe dieper hij de naam in zich opnam, des te meer werd hij ook in zijn hart en zijn geest gegrepen en kon zich daarom niet losmaken van de plaats waar de liefde tot God hem zo machtig begon vast te houden.
[2] En Kisehel liet hem in het verheven geluk van zijn geest blijven, opdat deze machtige levende liefde tot God steeds dieper en vaster in hem zou worden.
[3] Toen Thubalkaïn dat zag verwonderde hij zich over zijn vader Lamech en zei tegen Kisehel:
[4] 'Luister, grote, machtige vriend en broeder volgens jouw woord, waarlijk, als iemand mij gezegd zou hebben: `Morgen zal er uit de aarde een boom groeien wiens takken in de avond tot aan het uitspansel zullen reiken!', dan zou ik dat eerder voor mogelijk hebben gehouden dan deze plotselinge bekering van mijn vader!
[5] Er zijn nog maar nauwelijks acht dagen verstreken sinds Lamech gezworen heeft de hemel en de hele aarde te vernietigen, - en nu ligt hij boetvaardig voor datgene in het stof dat hij zo gruwelijk bitter heeft vervloekt!
[6] Waarlijk, dat is het grootste wonder dat de gehele aarde en alles wat in, op en boven haar is ontstaan, te bieden heeft!
[7] Ja, ik zeg je, machtige vriend en broeder, als jij met jouw kracht bergen verzet zou hebben, dan zou je mij van jouw zuiver goddelijke zending niet zo volledig hebben overtuigd - als juist door dit fabelachtige wonder!
[8] Ja, nu geloof ik pas helemaal dat jullie echt door God hiernaartoe gestuurd zijn! Want de wonderen daar buiten hebben mij wel aangegrepen, maar zij waren minder overtuigend voor mij; want zij kwamen zo snel na elkaar dat het te veel voor me was. Ik werd erdoor bevangen zoals iemand die geheel overwonnen is en moest mij voegen, vanwege mijn onmacht en ook gedeeltelijk door overtuiging.
[9] Maar nu ontwaakt mijn vrije wil en ben ik niet meer gedwongen al datgene aan te nemen wat jullie ons al hebben geleerd en zeker nog verder zullen leren, maar nu wil ik vrij vanuit mijzelf wat jullie vanuit de heilige wil van de almachtige God willen!
[10] Laat mij daarom nu ook naar de troon gaan en daar doen waardoor mijn vader Lamech nu zo innerlijk wordt gesterkt! Jullie wil in God geschiede!'
[11] En Kisehel antwoordde Thubalkaïn: 'Broeder, dat is juist en redelijk van je! Ga heen en versterk je voor de komende verzoeking; want wie door de heilige Vader door een wonder wordt geholpen, stelt Hij krachtiger op de proef dan iemand die enkel door het woord tot Hem is bekeerd.
[12] Ik zeg je: Alles moet eerst door het vuur gaan voordat het God in het hart en in de geest kan benaderen! Je bent weliswaar bekeerd, en dat is Lamech ook, en wel op wonderbaarlijke wijze; maar in deze fase van bekering lijken jullie nog op het ruwe erts zoals dat in de aarde wordt gevonden en in zekere zin als een verontreiniging ervan beschouwd kan worden. Wil het erts stevig en bruikbaar worden, dan moet het eerst door het vuur gaan.
[13] Zie, zo zullen ook jij en Lamech eerst nog door het vuur moeten gaan en er geheel door gesmolten worden, alvorens de ware vastheid in geloof, liefde en trouw tot God te kunnen verwerven!
[14] Daarom kun je er ook heengaan en jezelf zoals je vader sterken voor iedere beproeving van boven die je mogelijkerwijs, en eigenlijk wel zeker, te wachten staat!'
[15] Door deze woorden schrok Thubalkaïn zo erg, dat hij ervan beefde en tenslotte nauwelijks stotterend de vraag kon uiten:
[16] 'O vriend! - Zullen - ik - en - vader Lamech - dan - in - het vuur - verbrand - moeten worden?'
[17] En Kisehel antwoordde: 'O, wat een dwaze gedachte?!
[18] Niet één vonk zal jullie lichaam raken; maar het vuur van jullie liefde tot God zal van tevoren al het wereldse dat nog in jullie verborgen is moeten verteren! Pas dan zullen jullie, zoals reeds gezegd, tot God kunnen komen, en alle zonde zal daardoor van je worden afgenomen zoals die ook van mij weggenomen werd, daar ook ik een zondaar was ten aanzien van God.
[19] Ook ik werd door een wonder bekeerd en moest toen een flink vuur doorstaan en doe dat nu nog! Zo zal het jullie ook vergaan; ga daarom maar welgemoed naar je vader en doe hetzelfde als wat hij nu doet, dan zul je veel versterkende genade vinden en de komende beproevingen zonder veel moeite en blij en moedig doorstaan! Amen.'
«« 197 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.